Een Nederlands filmfestival dat zijn veertigste editie viert: dat mag je gerust een zeldzaamheid noemen. Slechts één ander evenement bereikte namelijk ooit die mijlpaal: het Internationaal Film Festival Rotterdam, in 2011. Reden genoeg dus om samen met de organisatoren van het Noordelijk Film Festival, dat inmiddels gedurende vijf dagen ongeveer honderdvijftig films vertoont en meer dan twintigduizend bezoekers trekt, de hoogte- en dieptepunten van de afgelopen vier decennia door te nemen.
In Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden, al sinds de eerste editie in 1976 de vaste locatie van het festival, spreken we Jan van der Hoek, een van de oprichters, en Fredau Buwalda, sinds tien jaar artistiek leider bij het festival.
Wat maakt het Noordelijk Film Festival anders dan andere festivals?
Fredau Buwalda: ‘De sfeer. Dat is iets waar het festival altijd om geroemd wordt en waarom de bezoekers terugkomen. Verder is er natuurlijk de focus op films uit “het Noorden”, al is dat niet altijd zo geweest. Maar omdat er steeds meer filmfestivals in het hele land zijn bijgekomen, word je als filmfestival gedwongen om te kijken naar waar je je mee kan onderscheiden. Ongeveer tien jaar geleden bedachten we dat we ons meer konden focussen op het noordelijke aspect.’
Jan van der Hoek: ‘De meeste mensen in het noorden van Nederland hebben ook wel een bepaalde band met Scandinavië.’
FB: ‘Er zijn hier natuurlijk ook mensen die weleens wat anders willen dan ‘dat Noorden’. Maar het is inderdaad wel zo dat veel mensen hier zich toch verbonden voelen met het noorden van Europa. Dat heeft misschien ook met de taal, cultuur en mentaliteit te maken, wat de sfeer op ons festival denk ik ook wel uniek maakt.’
JvdH: ‘Daarbij komt dat we natuurlijk een schitterend onderkomen hebben, als je dat vergelijkt met andere festivals in Nederland.’
FB: ‘Ja, ons festival is intiem, maar tegelijkertijd ook groots. De Stadsschouwburg heeft een enorm mooie foyer, die er nu nog een beetje kaal uitziet, maar straks op het festival helemaal aangekleed is in ons thema. De foyer is ook echt het hart van het festival, iedereen komt hier samen en alles is op loopafstand. Als je in bijvoorbeeld Rotterdam van de ene naar de andere bioscoop moet, loop je je voeten onder je lijf vandaan. Dat is hier niet zo, alles ligt hier dichtbij en is heel toegankelijk. We zijn ook totaal niet van de rode lopers. Als we sterren ontvangen, staan ze hier gewoon een biertje te drinken tussen het publiek. Na een Q&A in de zaal praten ze na afloop in de foyer nog gezellig door. Pieter Verhoeff (de eerder dit jaar overleden Friese regisseur, aan wie het festival deze editie een speciale ode brengt, -red.) was iemand die hier heel graag was en ook graag met het publiek praatte of een biertje dronk.’