Het idee om Berlin Alexanderplatz, de beroemde Duitse roman uit 1929 van Alfred Döblin, opnieuw te verfilmen ontstaat in een park. Regisseur Burhan Qurbani (1980), die in Berlijn vlak bij Die Hasenheide woont, ziet dat er in dat park elke dag drugs wordt gedeald door illegale Afrikanen. En Qurbani weet dat dit bij veel mensen alleen maar vooroordelen zal bevestigen. Dat stoort hem en hij wil hun verhaal vertellen, maar niet op een sociaalrealistische manier. En dan denkt hij aan Döblins roman. Alleen is het nu niet de kleine crimineel Franz Biberkopf, die in 1929 uit de gevangenis komt en vastbesloten is alleen nog maar het goede te doen. Bij Qurbani wordt het Francis, een bootvluchteling uit Guinee-Bissau, die anno nu aanspoelt in Berlijn en ook vastbesloten is alleen nog maar het goede te doen.
Berlin Alexanderplatz werd al eerder verfilmd. In 1931 door Phil Jutzi en in 1980 door Rainer Werner Fassbinder, die het boek bewerkte tot een monumentale, vijftien uur lange tv-serie (destijds uitgezonden door de VPRO).
‘We wisten dat mensen onze film altijd met Fassbinders versie zouden gaan vergelijken,’ vertelt Qurbani half juli aan de telefoon. ‘Daarom heb ik zijn serie vooraf ook niet bekeken. Ik wilde niets kopiëren, want ik wist: als ik met Fassbinder in dezelfde ring zou gaan staan, sloeg hij mij knock-out.’
Dat laatste is maar de vraag, aangezien Qurbani prima overeind blijft met dit energieke, fraai gefilmde en zeer actuele grotestadsdrama. Opvallend is dat in zijn versie de relatie tussen Francis en Reinhold – degene die hem al snel weer van het goede pad afbrengt – veel centraler staat dan in Döblins boek en in Fassbinders serie. Acteur Albrecht Schuch kreeg onlangs nog een Deutscher Filmpreis – de belangrijkste filmonderscheiding in Duitsland – voor zijn vertolking van de rücksichtslose Reinhold, die met een piepstemmetje praat en beweegt als een reptiel.
Waarom moest Reinhold zo’n markante verschijning worden?
Qurbani: ‘In het boek is Reinhold een seksmaniak, heeft hij net gele koorts gehad en stottert hij. Hij was dus al een opvallende figuur, maar ik wist meteen dat hij bij ons niet zou stotteren. Dat werkt gewoon niet in een film. Als het al gebeurt, voelt het altijd nep. Albrecht had vlak voor hij bij ons kwam in System Crasher gespeeld en was totaal uitgeput. Hij had zelf ook nog geen idee hoe hij Reinhold moest spelen. Op de repetities sprak hij zwakjes, met een hoog stemmetje, en bewoog hij zich heel langzaam. Toen ik dat zag, zei ik gelijk: “Dat is het! Zo moet Reinhold zijn.”’
In Berlin Alexanderplatz verplaatst regisseur Burhan Qurbani de handelingen uit Alfred Döblins grote Duitse roman van 1929 naar het heden. Hoofdpersonage Franz Biberkopf is nu een zwarte bootvluchteling. ‘Ik houd van gevaarlijk acteren.’
Het is op het randje van overacting, hoe zorgde u ervoor dat hij aan de goede kant bleef?
‘Voor ik films ging regisseren werkte ik in het theater en ik houd ervan wanneer acteren gevaarlijk is. Albrecht krijgt nu veel lof voor zijn werk. Terecht, maar zonder Welket [Bungué, die Francis speelt, red.] had hij dit nooit voor elkaar gekregen. Welket draagt met zijn ontspannen, volstrekt naturelle manier van spelen het absurdistische spel van Albrecht.’
U verfilmde een boek uit 1929, maar het resultaat is opvallend actueel.
‘Omdat we met Francis een zwarte protagonist hebben en met Reinhold een witte antagonist vertellen we automatisch een postkoloniaal verhaal. Niet alleen over een vluchteling, maar ook over de structuren die ervoor zorgen dat mensen vluchten. Over de verschillen tussen de eerste en de derde wereld. Ik weet niet of we elkaar ooit tegen zullen komen, maar ik zie er niet erg Duits uit. Ik heb geen blauwe ogen en ben niet lang. Ik lijk eerder op een Chinees jochie [Qurbani is in Duitsland geboren, maar zijn ouders komen uit Afghanistan, red.]. In mijn film zegt nachtclubeigenaar Eva, die een donkere huidskleur heeft, dat haar gedachten wit zijn, dat hoe ze praat wit is en dat de manier waarop ze naar de wereld kijkt wit is. Maar ze zegt ook dat ze weet dat niemand haar ooit als wit zal zien. Dat herken ik heel sterk. Haar vriendin, de transvrouw Berta, is alweer een fase verder. Die kan zeggen: fuck you! Het maakt me niet uit hoe anderen mij definiëren, dat doe ik zelf wel. Daarom is zij ook het meest volwassen personage in mijn film.’
U zit in Eva, zit u ook in de andere personages?
‘Ik probeer mezelf zo veel mogelijk buiten een film te houden. Ik houd er niet van wanneer regisseurs afspiegelingen van zichzelf casten. Dat vind ik nogal ijdel, wat niet wil zeggen dat mijn films niet persoonlijk zijn. Ik heb er pas drie gemaakt, maar alle drie gaan ze over hoe het is om als vreemdeling in een vreemd land te zijn. Mijn grootvader zei ooit tegen mij: “Jij bent als een vogel zonder pootjes. De Afghanen zullen je nooit als Afghaan zien, en de Duitsers nooit als Duitser. Je zult dus nooit ergens kunnen landen.” Ik heb dat altijd een mooi beeld gevonden.’
Denkt u dat u ooit zal landen?
(lange stilte) ‘Geen commentaar.’
Waarom niet? Te persoonlijk?
‘Ik vraag me af of ik ooit ergens zou wíllen landen. De rol van vreemdeling zit diep ingebed in mijn intellectuele dna. Ik weet niet of ik nog verhalen te vertellen heb als ik eenmaal geland zou zijn. En die verhalen, waarin ik mensen vraag sympathie te voelen voor de vreemdeling, zijn essentieel voor mij, die kan ik niet opgeven. Zelfs niet voor innerlijke rust.’