‘Een komedie met consequenties.’ Zo kan The Day Shall Come volgens Chris Morris het best worden samengevat. De film is ‘gebaseerd op ‘honderd waargebeurde verhalen’, maar begon voor de 58-jarige Britse regisseur met een opvallend nieuwsbericht. Morris stuitte op het verhaal van The Liberty City Seven, een religieuze groepering uit Miami die een ‘grondoorlog’ tegen de Verenigde Staten zou voorbereiden. Toen de FBI de leden in 2006 oppakte, werd gesproken van een ‘triomf in terrorismebestrijding’.
Uiteindelijk bleek dat deze ‘terroristen’ in werkelijkheid failliete bouwvakkers waren die ‘Amerika wilden overnemen door Chicago binnen te rijden op paarden’. Morris: ‘Dit was geen terroristisch leger: dit waren vreedzame katholieken die in de val van FBI-informanten waren gelopen. Die hadden hen opgejut om terroristische ideeën te spuien en dit werd vervolgens opgenomen op tape, zodat ze konden worden veroordeeld.’
Het bizarre verhaal vormt een belangrijke bouwsteen van The Day Shall Come, een grimmige satire over de eigenaardige Moses (Marchánt Davis), die een kleine religieuze commune in Miami leidt. Omdat hij financiële problemen heeft, laat Moses zich door een FBI-informant overhalen mee te werken aan de voorbereiding van een terroristische aanslag in ruil voor geld. De FBI doet er vervolgens alles aan om Moses in de val te laten lopen. Dat gaat zo ver dat de agenten uiteindelijk zelfs ‘kernwapens’ aanleveren om Moses te framen als staatsgevaarlijk. De reden is simpel: veel budgetten en promoties worden binnen de FBI na 9/11 toegekend op basis van het aantal opgespoorde (potentiële) terroristen en daarvoor moeten harde cijfers overlegd worden.