IFFR, Nederlands grootste internationale filmfestival, begint pas eind januari 2021 en kan dus leren van de ervaringen die in Utrecht worden opgedaan. En niet alleen van die in Utrecht. ‘We praten met veel festivals op het moment,’ vertelt de kersverse directeur Vanja Kaludjercic. ‘Nationaal kijken we met NFF, Cinekid en IDFA naar mogelijke oplossingen. IFFR is de laatste in de rij en het is voor ons natuurlijk heel interessant om te zien wat bij hun wel en niet werkt.’
Internationaal is IFFR onder meer betrokken bij We Are One, dat van 29 mei tot en met 7 juni op YouTube te zien is. Op dat onlinefestival laten twintig grote internationale filmfestivals – naast IFFR ook de zwaargewichten Cannes, Venetië, Toronto en Sundance – een deel van hun selectie zien. Een sympathiek initiatief, maar toch voelt zo’n onlinefestival als een slap aftreksel van de fysieke festivals van voor de crisis. Voor Kaludjercic is zoiets dan ook niet de oplossing. ‘Het is meer om te laten zien dat we de handen ineenslaan. Het is een blijk van onze eenheid en solidariteit.’
Hoe je als festival nieuwe stijl toch een festival blijft, weet Kaludjercic nog niet. ‘Dat is onze grootste uitdaging nu. IFFR is nog ver weg, maar onderdeel van de festivalervaring is dat we samen naar films kunnen kijken en die achteraf kunnen bespreken. En dan niet op anderhalve meter afstand van elkaar.’
De editie van IFFR in 2021 is niet alleen de eerste keer dat Kaludjercic het festival zal leiden, het is ook nog eens de vijftigste editie. ‘Toen ik aantrad dacht ik dat mijn grootste uitdaging zou worden om een festival samen te stellen dat niet alleen terugkeek op ons roemruchte verleden, maar ook iets zou zeggen over onze toekomst. In mijn wildste dromen had ik niet kunnen bevroeden dat er een heel andere uitdaging aan zat te komen. Maar juist als het gaat over die toekomst, over hoe we mensen kunnen samenbrengen en deelgenoot maken van eigenzinnig en briljant werk, hebben we nu de kans om met verrassende, nieuwe oplossingen te komen. We moeten wel. Natuurlijk hadden we liever wat meer tijd gehad, maar die oplossingen nemen we wel mee naar toekomstige edities.’