‘Niets wat ik schrijf komt voort vanuit een vooropgezet plan. Sommige dingen gebeuren gewoon,’ zegt de Amerikaanse regisseur Robert Eggers (1983) door de telefoon vanuit Brooklyn. ‘Mijn broer Max had het idee voor een griezelverhaal in een vuurtoren. En alleen die combinatie van woorden vond ik al opwindend. Ik kon me daar meteen van alles bij voorstellen. Dat het in zwart-wit moest, bijvoorbeeld, geschoten in een vierkant formaat, met kabeltruien en veel gezichtshaar. En vanaf dat moment moesten we op zoek naar een verhaal waar dat allemaal in paste.’
Dat verhaal werd de barokke horrorfilm The Lighthouse, waarin twee vuurtorenwachters in 1890 worden afgezet op een afgelegen eiland waar ze een maand lang ‘het licht moeten bewaken’. Willem Dafoe speelt oude rot Thomas Wake, die zijn jongere collega Ephraim Winslow (Robert Pattinson) alle vervelende klusjes laat opknappen. Winslow begint zich daar steeds meer aan te ergeren en het is een kwestie van tijd voor hij de confrontatie zal aangaan met de zelfingenomen, ruftende en zuipende Wake. Maar wanneer die confrontatie inderdaad komt weet de kijker, net als de doordraaiende Winslow, allang niet meer waar de werkelijkheid eindigt en de koortsdroom begint.