In de roman Kom hier dat ik u kus van de Vlaamse Griet Op de Beeck volgen we Mona op drie momenten in haar leven. Als kind, als vierentwintigjarige en als vijfendertigjarige. Mona blijkt een pleaser. Komt nooit voor zichzelf op en probeert altijd de lieve vrede te bewaren. Wat niet eenvoudig is, met een dominante stiefmoeder en een afwezige vader.
Deze roman uit 2014, ‘over kapotte mensen en hoe ze ongewild ook andere mensen kapot maken’, was destijds een bestseller. In België en Nederland werden er ruim 400.000 exemplaren van verkocht. En nu is er ook een speelfilm, gemaakt door documentairemakers Sabine Lubbe Bakker (1978) en Niels van Koevorden (1984).
‘Wij hadden nooit gedacht aan fictie, maar als we ooit toch een speelfilm wilden maken dan was dit boek wel heel geschikt,’ vertelt Van Koevorden begin november op de woonboot in Amsterdam-Noord waar hij en Lubbe Bakker wonen. ‘Want de manier waarop Griet de personages beschrijft en observeert raakt heel erg aan de blik waarmee wij als documentairemakers naar mensen kijken.’
Hun bekendste documentaire is Ne me quitte pas, over drinkebroers Bob en Marcel, die zich ook al in België afspeelt. ‘Wij zijn wel Nederlanders,’ zegt Lubbe Bakker, ‘maar alle twee zijn we in Vlaanderen opgegroeid. Ik ben zelf geboren en getogen in Antwerpen. Kom hier dat ik u kus is ook een heel Vlaams verhaal. Als ik daar ben, gaat het gesprek altijd over hoe slecht het met de mensen gaat. In Nederland hebben we natuurlijk evenveel ellende, maar wij praten hier meer over oplossingen. In mijn ervaring dan, hè. In België zijn ze lijdzamer. Soms op het lethargische af.’
Van Koevorden: ‘Dat zei ik laatst ook en toen tikte Griet mij op de vingers. Lethargisch vond ze niet het juiste woord.’
Lubbe Bakker: ‘Laten we het dan het niet kunnen zien van alternatieven noemen. In Nederland hebben mensen bij het stille lijden van Mona al snel iets van: doe er wat aan! Maar ik weet hoe moeilijk dat voor Belgen is. Omdat je dan wegloopt van alles wat je kent. Die prijs is voor Mona zo hoog dat ze er niet eens over kán nadenken.’