Een jochie van een jaar of tien rent hard door het bos. Tegen zijn borst houdt hij een fret geklemd. Al rennend kijkt hij steeds angstig achterom, want hij wordt achternagezeten door een groepje jongens. Die halen hem uiteindelijk in en werken hem tegen de grond. Ze nemen zijn vriendje af, gieten benzine over het dier heen en steken hem in brand. Samen met het jochie zien we hoe het brandende beestje wanhopig rondrent en even later dood neerploft.
En dat is nog maar het begin van de gruwelijkheden in de bijna drie uur durende film The Painted Bird van de Tsjechische regisseur Václav Marhoul. Lezers van het gelijknamige boek uit 1965 van de Poolse schrijver Jerzy Kosinski weten wat er dan allemaal nog moet komen. En dat de helletocht van het jochie – het verhaal speelt zich af aan het einde van de Tweede Wereldoorlog – nog lang niet voorbij is.
Vorig jaar op het festival van Venetië, waar de film in première ging, liepen tijdens de screening voor journalisten tientallen collega’s weg. En dat zijn dus de doorgewinterde kijkers. Bij de openbare vertoning later die dag stroomde zo’n beetje de halve zaal leeg. De chaos die ontstond tijdens die vertoning is nu al legendarisch. Zo kwam iemand hard ten val toen hij struikelde, terwijl hij naar de nooduitgang rende. En iemand anders sloeg een man vol in zijn gezicht toen die niet snel genoeg opstond om haar te laten passeren, omdat ze de film geen seconde langer kon aanzien. The Painted Bird is niet voor iedereen.