Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.
Softporno in een concentratiekamp: in de wilde jaren zeventig was op filmgebied niks te gek. Vlaming Jan Verheyen schreef er een onderhoudend naslagwerk over: Alle remmen los! ‘Wat is cult? Ja, zeg het maar.’
cadeautje
Het zijn geen genres waar je bij Netflix of Videoland doorheen kan scrollen: nunsploitation, kannibalenhorror, tirolersekskluchten. In zijn ruim vierhonderd pagina’s tellende naslagwerk Alle remmen los! schrijft Jan Verheyen bij het zoveelste obscure subgenre: ‘Veel gekker moet het niet worden, ik weet het, ik wéét het, maar ik ben ook maar de geschiedschrijver, niet de uitvinder van al deze rariteiten.’
Intussen blijkt uit alles dat de Vlaamse filmkenner smult van zijn ‘afdaling in de riolen van de pulpcinema uit de wilde jaren zeventig’ (zoals de ondertitel van het boek luidt). Hoe goor, fout of mislukt de omschreven films ook zijn, Verheyens plezier spat van elke bladzijde af. En dat maakt zijn (fraai vormgegeven en rijk geïllustreerde) boek een feest om te lezen – ook voor filmliefhebbers met een conventionelere smaak.
In Nederland kennen we Verheyen als presentator van het cultevenement De Nacht van de Wansmaak, maar ook als regisseur van respectabele drama’s als Alles moet weg en Het vonnis – opvallend brave films eigenlijk, voor iemand met zo’n voorliefde voor pulp. Hoe zit dat?
Boerderijdierenhorror
‘Tja,’ zegt de auteur via Skype, ‘ik snap de verwarring wel. In Nederland zijn een paar van mijn serieuzere films tot de bioscopen doorgedrongen, maar ik heb ook heel andere dingen gemaakt – volkse komedies, thrillers. Ik ben een cinefiele omnivoor. Dat begon in die bewuste jaren zeventig, toen ik als jonge tiener de cinema ontdekte – de belangrijke Hollywoodfilms uit die tijd, van vernieuwende makers als Coppola, Scorsese en Kubrick, maar ook allerhande pulpfilms die ik vaak stiekem zag, met rode oortjes, in smoezelige zaaltjes. Pas jaren later drong echt tot me door hoe uitzonderlijk die periode is geweest. Wat mij betreft vormen de seventies het belangrijkste decennium uit de filmgeschiedenis. Deels vanwege de baanbrekende ontwikkelingen in de mainstream, maar zeker ook om wat er in de fringes gebeurde: schijnbaar van het ene op het andere moment was álles mogelijk, alle remmingen vielen weg.’
In zijn boek biedt Verheyen wel wat verklaringen voor dat anarchistische filmklimaat (de seksuele revolutie, het verdwijnen van censurerende instanties), maar bovenal treedt hij op als bevlogen curator, die smeuïge anekdotes opdist en adviezen deelt – heerlijk praktische adviezen soms, zoals in een hoofdstuk over boerderijdierenhorror: ‘Wie vindt dat het leven te kort is voor de film Evilspeak, en dat is een te verdedigen visie, maar de combinatie van gratuitous nudity en grote, harige, vleesetende varkens niet aan zich wil laten voorbijgaan, kan terecht op YouTube (Evilspeak: The eating of Miss Friedemeyer). Geen dank.’
Welke doelgroep had u bij het schrijven voor ogen?
Verheyen: ‘Dat is een pertinente vraag, die vast ook wel door het hoofd van de uitgever is gegaan. Ik zal bekennen dat dit vooral een project is dat ik mezelf heb gegund. Dit is het soort boek dat ik als tiener graag had gelezen, om te weten welke titels ik móést zien en welke ik beter kon overslaan. Want laat het duidelijk zijn: veel van deze films zijn een stuk leuker om te bespreken dan om helemaal uit te zitten. Vaak springen bepaalde scènes eruit, terwijl de rest eigenlijk heel vervelend is.’
Het gros van wat u bespreekt komt uit de jaren zeventig, soms zijn er uitstapjes naar eerdere of latere decennia. Wat waren de criteria – wanneer valt iets onder ‘pulp’ of ‘cult’?
‘De selectie is vrij intuïtief. Alleen al om praktische redenen kon ik niet compleet zijn. Toen ik met een zoveelste hoofdstuk kwam aanzetten, zei de uitgever: “Jan, mensen moeten het boek nog wel kunnen optillen hè.” Maar ik onthoud me ook bewust van definities. Wat is cult? Ja, zeg het maar. Dat is vooral iets wat ontstaat. De meeste regisseurs die in het boek langskomen, hebben vast niet gedacht: kom, laat ik eens iets maken dat zo slecht is dat het ooit cult wordt. Binnen de omstandigheden deden ze allicht hun best iets redelijks te produceren, maar door een gebrek aan talent en/of middelen faalden ze spectaculair. En als er wat jaren overheen zijn gegaan, zet iemand zo’n film nog eens op en vraagt zich af: what on earth were they thinking? Neem de notoire film Ilsa, She Wolf of the SS – softporno en sadisme in een concentratiekamp. Zo’n film zou nu op een muur van verontwaardiging stuiten, maar in 1975 was het een mainstreamsucces, geloof het of niet. In Nederland en Vlaanderen hebben ruim een half miljoen mensen die film toen in de bioscoop gezien.’
U schrijft dat je na het zien van Ilsa behoefte hebt aan ‘een warme douche en een Dafalgan’. Maar ook dat u de ‘ongepast trotse’ bezitter bent van de luxe dvd-boxset.
‘Dat klopt, ik kan het moeilijk uitleggen. In moreel opzicht valt er werkelijk niets positiefs over die film te zeggen. Maar als hij op staat móét je blijven kijken, als naar een schokkend auto-ongeluk. Alleen al vanwege de hoofdrolspeelster, Dyanne Thorne – die geeft zo’n onweerstaanbaar campy performance. En wat mij dan dus extra fascineert, is de vaststelling dat men dit soort dingen in de seventies blijkbaar heel acceptabel vond. Dat het toen bon ton was om op vrijdagavond in je goede pak naar de bioscoop te rijden om met honderden mensen naar Ilsa te kijken – geen protestacties, geen woedende stukken in de krant. Ik pleit heus niet voor een terugkeer naar die tijd, of voor een grootschalige remake van Ilsa, maar anno 2021, waarin je soms op je tenen moet lopen om niemand te beledigen, vind ik het wel heel boeiend om eens goed op die periode terug te blikken.’
Jan Verheyen
Alle remmen los!
Uitgeverij: Houtekiet