Je leest dit artikel uit de VPRO Gids gratis op VPRO Cinema. Wil je meer lezen over oa documentaires, podcasts en boeken? Neem dan een digitaal abonnement.
Acteur Frank Lammers maakte zo veel indruk als de Brabantse pillendealer Ferry Bouman in misdaadserie Undercover dat er nu ook een film over Ferry gemaakt is: Ferry. ‘Je vindt altijd wel iets in een rol wat ook van jou is.’
cadeautje
‘Hallooo.’ We spreken Frank Lammers eind maart aan de telefoon. Ook als je de acteur niet ziet, herken je hem meteen aan zijn markante, beetje lome stemgeluid. Hij is bekend van de TUI- en Jumbo-reclames, van films als Nachtrit, Michiel de Ruyter en van de eerste Nederlandse coronafilm Groeten van Gerri. Maar het meest nog van zijn rol als ‘kamper’/crimineel Ferry Bouman in de razendpopulaire Vlaamse misdaadserie Undercover.
In Undercover volgen we twee politie-inspecteurs die undercover gaan op een Vlaamse camping, net over de grens met Nederland. Ze doen zich voor als een stel, in de hoop zo vriendschap te kunnen sluiten met de Brabantse kamper Ferry Bouman, die vanuit de camping een pillenimperium runt.
De eerste twee afleveringen van Undercover zagen we in 2018 op het seriefestival in Cannes en dat dit anders was dan wat we in Nederland gewend zijn – rauwer en gewelddadiger – was meteen duidelijk. Toch kwam het als een verrassing dat de serie uitgroeide tot een fenomeen.
Had jij meteen al het idee dat Undercover een hit zou worden?
Lammers: ‘Ik ben daar nooit zo mee bezig. Ik denk vooral: is het leuk om te doen? En Ferry is inderdaad iemand op wie je als acteur zit te wachten. Een boef, baas van een groot syndicaat, maar iemand die verder niets stereotieps in zich heeft. En het stond allemaal al op papier. In mijn moederstaal [Lammers is in 1972 geboren in het Brabantse Mierlo, red.], wat voor mij heel lekker weg speelt. Ik had dan ook met de schrijvers, die allemaal uit Vlaanderen komen, afgesproken dat ik het Brabants in de serie waar nodig mocht aanpassen. Zo kon ik die tekst helemaal naar mijn mond zetten.’
De schrijvers en regisseurs van de serie zijn allemaal Vlaams...
‘Topcombi!’
Hoezo?
‘In België zijn ze altijd wat verder met hun cultuur. Daar durven ze meer het randje op te zoeken. Of dat nou in de muziek, de schrijverij of in film is. Iets als Rundskop, bijvoorbeeld, had hier nooit gemaakt kunnen worden, omdat het verhaal te zwart is. Dat zou nooit door het Filmfonds komen.’
Belgen hebben de naam hiërarchischer te zijn. Merkte je daar iets van op de set?
‘Dat was in het begin wel even wennen. Ook voor hen. Zij waren niet gewend dat er op de set een Nederlander rondliep met een grote bek. Ik kan me nog een aanvaring herinneren met een opnameleider die ik aanspoorde met de woorden: we moeten nu godverdomme wel wat gaan doen. Waarop hij mij aankeek met een blik van: wat gebeurt hier nou? Geweldige gast trouwens, maar af en toe moest ik me wel een beetje matigen.’
Kan je dat? Of moesten vooral zij zich aanpassen?
‘Nee, dat kan ik wel. Ik word ook een dagje ouder. En slimmer hopelijk. Maar soms moet je de boel wel aanjagen. Als je team in een dip zit moet iemand de rest bij de hand nemen.’
De Jan Wouters van het acteergilde...
‘Haha. Maar dan de Willy van de Kerkhof, hè!’ [Brabander Lammers is PSV-fan, red.]
Ferry Bouman is een kamper. Stap je in de voorbereiding dan op kampers af?
‘Nou, die kende ik nog wel van vroeger. Bij ons in het dorp was ook een kamp, van de familie Visser, daar ging ik wel eens spelen. Als een van de weinigen trouwens. Fascinerende mensen.’
Waarom?
‘Omdat ze hun eigen regels en wetten hadden, in een huis op wielen leefden en veel op straat rondhingen. In het dorp waar mijn moeder vandaan kwam woonden de Rosenbergs, je weet wel, van het Rosenberg Trio. Daar hoorde je ’s avonds altijd muziek op straat. Heel spannend allemaal voor een kind.’
En Ferry’s criminele kant?
‘Veel van die voorbereiding had ik al gedaan voor mijn rol in de misdaadfilm De dominee. Ik ben toen naar de gevangenis gegaan om te praten met een Nederlandse pillendealer die acht jaar vastzat. Die man had het maar over eerlijkheid. Alles draaide bij hem om eerlijkheid. En dat is zo’n beetje Ferry geworden.’
Eerlijkheid en acteren, hoe verenig je die twee?
‘Hoezo?’
Als acteur speel je toch per definitie iemand anders. Hoe houd je het dan toch eerlijk?
‘Door die eerlijkheid in jezelf zo veel mogelijk te zoeken. Ik heb vroeger vaak het verhaal verteld over een kerstspel waar ik als jochie aan meedeed. Ik speelde een schaap en zag hoe vriendjes van me – die ook een schaap speelden – de hele tijd contact met hun ouders zochten. Dat vond ik belachelijk. Je bent toch een schaap? Wees dan ook een schaap! En let niet op andere dingen.’
Ferry is natuurlijk een psychotische crimineel, maar werd ook een held van de kijkers. Waarom knuffelen we criminelen zo graag?
‘Nou, meestal zijn we braaf. Zeker nu. We zitten al braaf een jaar binnen. En gaan braaf niet bij elkaar op bezoek. Braaf zijn zit zo diep vanbinnen dat we het nog kunnen volhouden ook. Verbijsterend eigenlijk. Braaf is misschien wel nuttig, maar niet zo leuk. Ik denk dat het heel lekker is om te kijken naar iemand die daar schijt aan heeft. Die iemand meteen op zijn bek slaat als iets hem niet zint. Dat willen we allemaal toch? Maar dat doe je niet, want je bent een beschaafd iemand. En dat moeten we vooral zo houden, want dit is geen pleidooi om mensen vaker op hun bek te slaan. Maar als Ferry mag ik dat wel doen, en dat is best leuk.’
Er zijn inmiddels twee seizoenen van Undercover gemaakt, aan het volgende wordt gewerkt, en nu is er ook Ferry, de film. Over hoe Ferry grote liefde Danielle ontmoet en terechtkomt op camping Zonnedauw. Ferry is in de film een stuk jonger dan in de serie. Ging dat je goed af?
‘Ik heb daar hard aan gewerkt. Ben zelfs nog naar Thailand geweest om te trainen en fitter te worden. Daarvoor had ik overigens al flink getraind in Nederland, maar in Thailand heb ik nog een week lang, drie keer per dag, door zitten beuken. Dat was begin maart vorig jaar. Toen liepen ze daar allemaal al met mondkapjes op. Ik weet nog dat ik dacht: wat is hier toch aan de hand? Ik ben later ook nog naar het Bloy Institute in Amsterdam geweest. Daar werd mijn huid verjongd, want dat kan blijkbaar. Alles bij elkaar oogde ik net wat frisser en voelde ik me net wat fitter, waardoor ik me ook echt jonger voelde. En dat straal je dan ook uit.’
De jonge Ferry heeft kort haar en een coupe soleil. De oude Ferry heeft zijn haar achterovergekamd. Helpt een kapsel je om een personage te worden?
‘Toch wel. En daar verbaasde ik me over, want dat was een beetje een nieuwe ervaring voor mij. De meeste regisseurs laten mij namelijk gewoon spelen met mijn eigen woeste haar. Dat was nu anders en ik moet zeggen: het bevalt me wel. Ik hoef mijn haar maar naar achteren te kammen en daar is Ferry weer!’
Acteur Raymond Thiry, die in serie 1 je rechterhand John speelde, is ook nog even te zien in Ferry. Voor jullie beiden geldt dat jullie veel te zien en te horen zijn op televisie en in films. Ik herken jullie altijd meteen, maar ga ook onmiddellijk al mee met het personage dat jullie spelen. Enig idee hoe jullie dat voor elkaar krijgen?
‘Ik denk dat Raymond en ik wat dat betreft wel een beetje hetzelfde zijn. Wij zijn een beetje eigenaardig, Raymond zeker, want we zijn altijd volstrekt eerlijk naar onszelf toe. Daar heb je die eerlijkheid weer. Het maakt niet uit wat we moeten spelen, we nemen altijd een groot deel van onszelf mee.’
Betekent dat ook dat je alleen rollen kan aannemen waarin je iets van jezelf herkent?
‘Je vindt altijd wel iets in een rol wat ook van jou is. Het enige waar ik ooit op gesneuveld ben is mijn rol in Tsjechovs De meeuw, want die jongen, Kostja, begreep ik echt niet. Je hoeft niet iemands gedrag goed te keuren om hem te kunnen spelen, maar zo’n mislukte kunstenaar die maar blijft zeuren, daar heb ik zo weinig mee. Dat kreeg ik niet gespeeld.’
Ferry past goed. Misschien wel te goed. Niet bang voor het swiebertje-effect, dat mensen je met de rol gaan vereenzelvigen en ze je niet anders meer kunnen zien?
‘Dat zeiden ze ook toen ik in de Jumbo-reclames ging spelen. Maar als ik op straat loop roepen ze van alles en nog wat naar me. Ik ben niet in een hokje te plaatsen. Dat heb ik denk ik ook verdiend met alles wat ik tot dusver heb gespeeld. Het is in elk geval altijd een van mijn doelen geweest: ongrijpbaar worden.’