De Britse acteur Bill Nighy is wereldberoemd geworden zonder één echte hoofdrol te hebben gespeeld. De in 1949 geboren Nighy acteert al ruim vijftig jaar, werkte voor theater, televisie en uiteindelijk ook cinema, maar altijd in een bijrol.
Dat hij toch een bekend gezicht is geworden, komt doordat de meeste van die bijrollen onvergetelijk zijn. Nighy was onder meer kapitein Davy Jones in de Pirates of the Caribbean-films, de nonchalante planetenbouwer Slartibartfast in de sf-komedie The Hitchhiker’s Guide to the Galaxy, en natuurlijk rockzanger Billy Mack, die tijdens een van zijn optredens uit de kleren gaat in kerstfilm Love Actually.
Dat laatste – uit de kleren gaan – moet voor Nighy een nachtmerrie zijn geweest die uitkwam, want de acteur schijnt zijn eigen lijf te haten en zelfs in het donker te douchen. Ja, de man die al in een kleine 200 films heeft gespeeld, kan niet naar zichzelf kijken. Hij heeft dan ook nog nooit een van zijn eigen films gezien.
En nu – de bescheiden en beminnelijke acteur is inmiddels de zeventig voorbij – speelt hij dan toch een hoofdrol in het mooi-meditatieve, existentiële drama Living. Nighy is de op-en-top Britse kantoorklerk Williams (we horen nooit zijn voornaam), die in het Londen van 1953 werkzaam is op het gemeentehuis. Daar stuurt hij al dertig jaar lang mensen van het kastje naar de muur. Totdat hij op een kwade dag van zijn arts te horen krijgt dat hij nog maar kort te leven heeft. Williams ontdekt dat hij niet bang is voor de dood, maar dat hij altijd bang is geweest voor het leven. Wanhopig probeert hij de verloren tijd in te halen, hij heeft alleen geen idee hoe.
Ik begreep dat de producent en scenarioschrijver deze film alleen wilden maken als u de hoofdrol zou spelen. Is het dan moeilijk om nee te zeggen?
Bill Nighy: ‘Dat zou moeilijk zijn als ik niet geïnteresseerd was in de rol, maar ik was zeer geïnteresseerd. Dit begon toen ik een keer dineerde met producent Stephen Woolley en zijn vrouw. Ook schrijver Kazuo Ishiguro [bekend van onder meer The Remains of the Day, red.] was daarbij aanwezig. Aan het eind van de avond zei hij tegen me dat hij wist wat mijn volgende film moest worden. Oké, zei ik, vertel het me maar als je daaraan toe bent. Dat was een paar weken later: hij vond dat er een Engelse adaptatie moest komen van de Japanse klassieker Ikiru van Akira Kurosawa uit 1952. En Stephen Woolley was het met hem eens.’