‘Yeah, doe dat! Vertel de mensen over mijn feministische utopie!’ Schrijver
Jill Soloway lacht erbij, maar is toch ook heel, heel serieus. Het creatieve
genie achter tragikomedie Transparent houdt er namelijk nog een hobby op na, zo
vertelt ze tijdens een press junket in München: ‘Ik probeer een
matriarchiale revolutie te ontketenen en wereldwijd het patriarchaat omver te
werpen. Gewoon als een nevenproject, haha.’
Transparent is een
serie zoals er weinig andere zijn. Niet in de laatste plaats omdat het draait om
de worstelingen van een transgenderouder en haar familie, maar toch ook omdat
de serie bedacht is en geleid wordt door een vrouw – zowaar nog steeds een
unicum. ‘Het voelt alsof we die utopie zelf aan het maken zijn, weet je, alsof
we zelf de female gaze aan het uitvinden zijn. Gewoon door dag na dag, minuut na
minuut, pagina na pagina, een wereld te beschrijven waarin mensen en dan vooral
vrouwen en in het bijzonder transvrouwen, niet door een filter hoeven van
mannelijkheid. Waarin ze niet functioneren als object, maar zelf leidend zijn.
Zo maken we een soort van feministische utopie, niet alleen qua inhoud, maar ook
in hoe we werken.’
Een project voor de lange adem. Toen Soloway vorig
jaar een Emmy in ontvangst mocht nemen voor haar werk aan Transparent, greep ze
de gelegenheid dan ook vol aan. Haar eigen ‘moppa’ (een samentrekking van ‘momma
’ en ‘poppa’) diende als voorbeeld: ‘Zij kan morgen op huizenjacht gaan en in 32
staten zou het legaal zijn voor een huisbaas om te zeggen: “Ik verhuur niet aan
transmensen.” We staan niet op een keerpunt voor transgenders. Integendeel, we
hebben een heus burgerrechtenprobleem.’
Drie maanden later vertelt
ze over dat moment: ‘Voor elke prijsuitreiking denk ik: oké, je hebt zo dertig
seconden om de hele wereld toe te spreken. Die ga ik gebruiken. Het is nog zo
vroeg, hè. Er zijn nog zo veel mensen niet out, zo veel transvrouwen die het
slachtoffer zijn van geweld, zo veel transtieners die zelfmoord plegen en zo
veel van die hele simpele, domme transhaat. Als we ons richten op honderd
procent acceptatie, zitten we nu pas op één procent.’