Water cooler television, zo mag je het Britse politiedrama Line of Duty gerust noemen. In Engeland kun je op maandagochtend simpelweg niet meepraten bij de watertank (of op Twitter) als je de avond ervoor niet naar de BBC-hit hebt gekeken. De eerste aflevering van het vijfde seizoen, binnenkort ook te zien bij BBC First, werd afgelopen maand door bijna acht miljoen Britten bekeken en door vrijwel alle media nabeschouwd. Het is een status die Line of Duty langzaamaan heeft verdiend.
De serie gaat over de agenten van anticorruptie-eenheid AC-12, wier taak het is de politie zuiver te houden in een niet nader benoemde Britse stad. Onder leiding van hun bevlogen baas Ted Hastings (Adrian Dunbar) houden rechercheurs Steve Arnott (Martin Compston) en Kate Fleming (Vicky McClure) elke verdachte politiechef tegen het licht. Daarvan blijken er natuurlijk genoeg te zijn: in elke reeks krijgt het team weer een nieuwe bent copper in het vizier, die vervolgens zes afleveringen lang in het nauw wordt gedreven.
Het is opvallend hoe serieus Line of Duty zichzelf neemt. De dialogen bulken van het politiejargon en de verhoorscènes duren al gauw een kwartier, zo niet een halfuur. Sergio Leone zou zich er niet voor schamen: het is een en al close-ups en afgemeten zinnen, neergeslagen blikken, stiff upper lips en trillende handen. Het startschot voor zo’n ondervraging – het teken dat de rechercheurs begonnen zijn met opnemen – is een geluid dat veel wegheeft van een luchtalarm; inmiddels is het een soort handelsmerk geworden.
‘Ik weet nog goed dat we voor het eerst aan zo’n gigantisch lange scène begonnen, met dat ongelofelijk irritante gebiep,’ vertelt Martin Compston (Steve Arnott) bij de start van de nieuwe reeks met een lach. ‘Ik dacht namelijk gelijk: hierin gaat geknipt worden. Maar toen ik het uiteindelijk zag, dacht ik alleen nog maar: wow, omdat de spanning vanaf dat moment eigenlijk alleen maar opbouwt. Het is net als de bel aan het begin van een bokswedstrijd.’