Recensenten buitelden over elkaar heen toen in 2012 de roman De geniale vriendin van de Italiaanse schrijfster Elena Ferrante verscheen. Ook het grote publiek viel en bloc voor het bloemrijke verhaal over de levenslange vriendschap (én rivaliteit) tussen de Napolitaanse Lila en Elena.
De geniale vriendin werd een internationale bestseller en bleek de eerste van vier romans, die samen bekend zouden worden als De Napolitaanse romans. De cyclus is niet alleen een fascinerend verslag van een vlammende vriendschap, maar biedt ook een fraai tijdsbeeld van een land in verandering.
Elena Ferrante werd al genoemd als mogelijke Nobelprijswinnaar, wat niet alleen fijn zou zijn voor de schrijfster zelf, maar ook voor het grote publiek, want Ferrante is een pseudoniem en nog altijd weten we niet honderd procent zeker (zie kader) wie erachter schuilgaat. Bij de uitreiking van de Nobelprijs zou ze haar identiteit wel prijsgeven, was de gedachte.
Die Nobelprijs kwam er niet, maar de onvermijdelijke verfilming wel. Omdat de boeken veel te rijk zijn voor één speelfilm werd het een serie. Met telkens acht delen per boek.
Vorig jaar september waren op het filmfestival van Venetië de eerste twee delen van De geniale vriendin te zien. Het was geen toeval dat de serie in première ging op dat prestigieuze festival, omdat het door HBO en Rai gefinancierde De geniale vriendin er heel filmisch uitziet. Alle acht delen werden dan ook geregisseerd door Saverio Costanzo (1975), die bekend werd met de verfilming van een ander boek, Paolo Giordano’s De eenzaamheid van de priemgetallen. In de tuin van Villa Miramare in Venetië sprak ik met de regisseur.