Waar waren jullie op 21 februari 2011 om 12.00 uur?
Martijn Haas: ‘Ik zat thuis te werken.’
Vico Olling: ‘Ik was op de redactie van Panorama.’
Haas: ‘Ik dacht: fuck, Stanley Hillis. Nu kunnen we hem niet meer interviewen. We hadden onder de kop "De negen levens van Stanley H." al eens een coververhaal gemaakt. Conclusie: die gast is ongrijpbaar, geeft steeds een nieuwe draai aan zijn criminele loopbaan en zal alles en iedereen overleven. Een enigmatisch figuur. Werd ie toch doodgeschoten. Iedereen had het over Holleeder, maar deze man was ook belangrijk.’
Olling: ‘Te laat, al was het sowieso vrij onmogelijk om hem te spreken. Hij heeft zich in 1985 een keer laten interviewen door Sonja Barend en dacht: dit nooit meer.’
Haas: ‘Dat interview is trouwens op poten gezet door Leo Spigt, zijn eerste advocaat. Die kende Ome Willem, dat waren studiegenoten.’
Ome Willem?
Haas: ‘Van De film van Ome Willem! Edwin Rutten. Dat was zijn ingang bij de Vara en de televisiewereld.’
Wat deed jullie besluiten zijn biografie te schrijven?
Olling: ‘Ik begon samen te werken met een crimineel en die had het steeds over hem.’
Samenwerken met een crimineel?
Olling: ‘Met Rooie Ron. Hij schreef columns voor Panorama en ik was zijn chef. Ron is een grote naam uit de IRT-periode en hij sprak met respect over de Ouwe, zoals hij hem noemde. En wij dachten ook: nu hij dood is, zullen criminelen wel wat makkelijker over hem praten. Mink Kok bijvoorbeeld, een van de leidende figuren in de hiërarchie van Hillis, sprak ook met bewondering over hem. Noemde hem vindingrijk en zei: “Die Ouwe, dat was een man een man, een woord een woord. Een betrouwbare crimineel en daar zijn er niet veel van.”’
Haas: ‘De scherprechter van de onderwereld. Hij nam de beslissingen: die wel, die niet.’
Olling: ‘Juist dat interview met Sonja heeft hem status gegeven. En door zijn leeftijd werd hij een soort vaderfiguur voor de groep.