Het Festival van de Fantastische Film is in achttien jaar tijd uitgegroeid tot een in alle opzichten serieus te nemen evenement. Een duur van een week in plaats van het Weekend of Terror, synchrone programmering in meerdere zalen en dagelijks een talkshow. En voor het eerst in de geschiedenis van het festival met een symposium. Het anderhalf uur durende debat werd georganiseerd in samenwerking met de Fantasten, een club die enkele jaren geleden middels een manifest pleitte voor meer verbeelding in de Nederlandse film.
Waarom kent de Nederlandse filmcultuur zo weinig fantastische inbreng, en wat valt daar aan te veranderen? Discussieleidster en filmjournaliste Dana Linssen legde het probleem voor aan een vijfkoppig panel, dat onder meer bestond uit regisseur Paul Verhoeven, distributeur San Fu Maltha (Costa!, Lord of the Rings) en Burny Bos, intendant bij het Filmfonds en producent van Abeltje en Minoes. Resultaat was een levendig debat, dat vooral uitliep op de vraag wie nu eigenlijk schuld was aan het feit dat er zo weinig verbeeldingrijks gebeurt in Nederland.
De beschuldigende vinger ging als eerste naar de overheid, die via het Filmfonds op basis van ingediende scenario's subsidies verstrekt. Volgens San Fu Maltha komt een fantastische film zelden van de grond omdat de mensen van het fonds geen enkele affiniteit met het genre hebben en zich in hun besluitvorming door hun persoonlijke smaak en vooroordelen laten leiden. Burny Bos, die als intendant heel wat subsidietouwtjes in handen heeft, was het hier uiteraard niet mee eens. Hij gaf toe niks met het genre te hebben en ook nooit naar een fantastische film te gaan. 'Maar ik laat me als intendant niet door die voorkeur leiden. Het gaat mij om de commerciële potentie van een project. Het fonds steunt films die kunnen uitgroeien tot commerciële successen. En het geldt voor alle genres dat de subsidieprocedure erg zwaar is. Als het verhaal niet goed is hoef je er geen film van te maken.'
Bos speelde de blaam door aan de filmmakers ('Ik heb tot nu toe geen fantastische projecten onder ogen gekregen ') en aan de omroepen. 'In Nederland is het vrijwel onmogelijk een film zonder omroepsteun te financieren. Feitelijk zijn het dan ook de omroepdramaturgen die bepalen welk soort films in Nederland gemaakt wordt.'
Fantastische films delven daarbij het onderspit. Dat werd ook al onderstreept in de inleiding van Fantast Djie Han Thung. 'De omroepen denken nog steeds dat fantastische films per definitie inhoudsloos zijn en dure special effects nodig hebben,' aldus Han Thung. 'Ze zijn enkel geïnteresseerd in polderrealiteit en zonder verbeelding gebrachte maatschappijkritiek. Fantastische cinema is alleen maar mogelijk voor een jonge doelgroep. Zie bijvoorbeeld Minoes. Blijkbaar mag je als volwassene niet fantaseren.'
In Amerika zijn de zaken volgens Paul Verhoeven een stuk helderder. 'Het enige wat voor Amerikaanse geldschieters telt, is of het economisch werkt of niet. De grootste commerciële successen liggen op het fantastische vlak, en daarom wordt het fantastische steevast omhelsd. Belangrijk is dat in Amerika iedereen met SF-strips is opgegroeid en het onderscheid tussen kunst en vermaak lang niet zo groot is als hier. Met fantastische strips kom je in Nederland niet verder dan Kapitein Rob.'
Maar er is hoop: fantastische verhalen zijn momenteel populair. De jeugd leest Harry Potter en Paul van Loon, stelde San Fu Maltha vast. Zodat het aantal fantasy-fans groeit en wellicht een van hen in de toekomst in het Filmfonds zal zitten.
Tot die mentaliteitsverandering een feit is, zal de fantastische cinema op andere manieren aan haar achterstand moeten werken. Dana Linssen suggereerde een internationale cinemart voor de fantastische film, waar gelijkgestemde filmmakers, producers en distributeurs elkaar ontmoeten en zonder inmenging van overheid en omroep tot interessante projecten kunnen komen. Het was een van de weinige concrete ideeën die tijdens de discussie naar voren werden gebracht.