Er is in Nederland in de laatste vijfentwintig jaar bitter weinig aandacht besteed aan de Spaanse cinema. Hoewel de flamencodrama's van Carlos Saura (El amor brujo, Carmen en recentelijk Salomé) zich bij een select gezelschap in een sluimerende populariteit mogen verheugen en je bij tijd en wijle struikelt over euforische recensies van het laatste viersterrenwerk van Pedro Almodóvar (Todo sobre mi madre, Hable con ella), komt de Iberische cinema er verder bekaaid af.
De enige Spaanse regisseur die zich in ons land verzekerd weet van distributiecontinuïteit is Julio Medem (San Sebastián, 1958), die met adembenemend gefotografeerde sprookjes als Tierra, Los amantes del Círculo Polar en Lucía y el sexo een volstrekt eigen universum heeft gecreëerd. Maar het Zuid -Europese land waar jaarlijks zo'n 150 producties in allerlei stijlen en genres worden gedraaid - waarvan een niet gering gedeelte aanzienlijke resultaten behaalt aan de bioscoopkassa - verdient meer aandacht.
Dat dacht ook Is Hoogland, programmeur van de Amsterdamse Melkweg Cinema en samen met het video- en dvd-label De Filmfreak eerder verantwoordelijk voor het Nederlandse roulement van Alejandro Amenábars koortsdroom Abre los ojos (1997). Met bloed, zweet en tranen stampte de enthousiaste cinefiel de eerste Semaña de Cine Español uit de grond, een filmfestival van twee weken in mei jongstleden, royaal gevuld met recente titels. Mede dankzij Hooglands inzet en drukbezochte festival krijgt Ramón Salazars prachtdebuut Piedras een bioscooprelease.
Ook Het Amsterdamse Festival van de Fantastische Film vertoonde de voorbije jaren consequent werk uit Spanje, waaronder Agustí Villaronga's controversiële Tras el cristal (1985; over een pedofiele nazi-kamparts die door zijn verleden wordt ingehaald), Daniel Monzóns spetterende fantasie El corazón del guerrero (1999) en een splinternieuwe copie van Quién puede matar a un niño?/Who can kill a child? uit 1975. Deze obscure film van de in Argentinië geboren Narcisco Ibañez- Serrador, waarin kinderen op een spookachtig eiland in de Mediterranée bloedig wraak nemen op de volwassenen die de wereld lateren verkommeren, mag gerust een onontdekt horrormeesterwerkje heten.
Terwijl oude rotten als Bigas Luna, Vicente Aranda (wiens broeierige drama's als Amantes, Celos en Juana la Loca zeer de moeite waard zijn), Carlos Saura en Fernando Trueba (Belle époque, La niña de tus ojos) hun oeuvre regelmatig uitbreiden, pompt nu een nieuwe generatie filmmakers vers bloed in de Spaanse cinema. Zij profiteren van het pionierswerk van iemand als Almodóvar die, door onderwerpen als machismo, decadentie en homoseksualiteit in uitbundige komedies te verwerken, het artistieke filmklimaat van de conservatieve post-Franco-periode stukje bij beetje openbrak. In die zin verdient de cinema van de Oscar-gelauwerde Madrileen de kwalificatie 'progressief en grensverleggend'.
Dat Almodóvars flamboyante camp allerminst representatief is voor de huidige Spaanse filmproductie, bewijzen Alejandro Amenábar, Mateo Gil, Monxto Armendáriz, Álex de la Iglesia, Mónica Laguna, Daniel Monzón, Fernando León de Aranoa, Juanma Bajo Ulloa en anderen. Ondanks de economische recessie die de bloei van de nieuwe Spaanse cinema tenminste financieel beperkt (grote fondsen van coproducerende tv-zenders en privé-investeerders zijn weggevallen), staan deze nieuwe namen garant voor een zeer rijkgeschakeerd filmpalet.
Van Mateo Gils thriller Nadie conoce a nadie (1999) en Monxto Armendáriz' jeugdfilm-voor- volwassenen Secretos del corazón (1997) tot Fernando Léon de Aranoa's arbeidersdrama Lunes al sol (2002) en Mónica Laguna's pokerverhaal Juego de Luna (2002) is zo'n beetje ieder genre voorhanden.
Dat de twee grote provincies Catalonië en Baskenland elkaar cultureel graag de loef afsteken, ergo met filmfestivals tegen elkaar opbieden, is een gegeven. En niet alleen de verschillende talen zijn er de oorzaak van dat een film uit het Catalaanse deel anders 'klinkt' dan eentje uit het noorden. Concurrentie blijkt dus niet a priori nadelig voor de consument.
In Piedras ('Stenen') kan de Nederlandse bioscoopbezoeker kennismaken met het niet geringe talent van de jonge regisseur Ramón Salazar (1973) en met het hoge niveau van de nieuwe cinema uit Spanje. Waar andere filmmakers klein beginnen wist Salazar niet alleen een zelfs voor Spaanse begrippen geweldige cast samen te stellen, maar schreef hij voor de vijf actrices in de gedeelde hoofdrol een script waarin al zijn passie als verhalenverteller pur sang is gevloeid.
In Piedras ontmoeten we vijf zeer verschillende vrouwen, allemaal ongelukkig met hun leven. Adela (Antonia San Juan) is de discrete hoerenmadam die zorgt voor haar zwakzinnige dochter Anita ( Vicky Peña) en na de ontmoeting met een welgestelde zakenman voor 't eerst in lange tijd ziet dat er meer is dan werken alleen. Part-time schoenenverkoopster en go-go-danseres Leire (Najwa Nimri) lijkt ontroostbaar wanneer ze door haar junkie-vriendje wordt gedumpt. De aan te kleine schoenen verslaafde bourgeoise Isabel (Ángela Molina) is door haar echtgenoot verwaarloosd en taxichauffeur Maricarmen (Mónica Cervera) werkt zich sinds het overlijden van haar man een slag in de rondte als opvoeder van diens twee jongste kinderen. De zesde hoofdrol is voor de stad - of zullen we zeggen: het organisme - Madrid, alweer zo'n vijf jaar de woonplaats van de in Málaga geboren Salazar.
Cameraman David Carretero filmde in CinemaScope met weldadig suggestieve travellings, Salazar regisseerde in een klassieke stijl, waarmee breedte en dynamiek van dit beeldformaat optimaal worden benut. En hoewel de verschillende verhaallijnen door elkaar lopen - om uiteindelijk samen te vallen - gaat Salazar de dramaturgisch vernuftige weefconstructie goed af. In combinatie met een zorgvuldige montage en soundtrack vol weemoedige liedjes van onder meer Jacques Brel, Rita Pavone en Nathalie Merchant, maakt deze elegante stijl Piedras tot een uiterst ritmische, vloeiende debuutfilm.
Nog een reden om de film te gaan zien is het vlammende spel van de vijf actrices, die niet voor niets in een vroeg stadium hun medewerking toezegden. Onder Salazars fijnzinnige regie en met diens subtiele teksten achter de hand brengen San Juan, Nimri, Peña, Cervera en Molina hun personage in deze bitterzoete vertelling werkelijk tot leven. Een zekere analogie met Doris Dörries vergelijkbaar gestructureerde Bin ich schön ? (1998), waarin ook een aantal vrouwen op een keerpunt in hun leven staat, valt trouwens niet te loochenen.
Na de voorbij gevlogen 130 minuten van Piedras weet je dat die brok in je keel daar nog wel even zit en zou je het liefst nòg 130 minuten doorbrengen met deze levensecht imperfecte personages op doorreis. Zij omhelzen, ook tegen de verdrukking in, het leven en willen per se naar dat licht aan het einde van de tunnel.
Salazar zei bij de première
van Piedras in Amsterdam dat de titel slaat op een metaforisch verhaal over
welke stenen in de pot des levens het eerst op hun plaats dienen te worden
gelegd. 'Niet eerst de kleinere stenen, anders passen de basisvormende grotere
er later niet meer bij.' Momenteel werkt de laconieke maar gedreven regisseur
aan een script met magisch-realistische inslag, terdege beseffend dat het niet
eenvoudig zal zijn om in het actuele economische klimaat de financiering ervoor
rond te krijgen.
Desalniettemin: de Europese cinema heeft er een geboren
verhalenverteller bij.