Een kleine drie weken voor zijn dood kwam ik Theo van Gogh tegen. We fietsten
elkaar op de Ceintuurbaan in Amsterdam tegemoet en stapten af om bij te praten
. Ik verwachtte dat Theo het vooral wilde hebben over de waaier van reacties op
Submission, Ayaan Hirsi Ali's pamflet dat hij had geregisseerd. In plaats
daarvan raakte hij niet uitgepraat over de dwangmatige leugens van Boudewijn
Büch, leugens die pas na diens dood ten volle aan het licht waren gekomen.
Het geval Büch intrigeerde Van Gogh enorm. Cruciale vraag was volgens hem: was
Boudewijn Büch met terugwerkende kracht eerst en vooral een maniakale mythomaan
of een deerniswekkende patiënt? Van Gogh stemde in met de algemene diagnose over
Büch: de schijver-dichter had zijn leven lang geleden aan pseudologia
fantastica, de officiële benaming voor de niet te beheersen neiging alles over
jezelf bij elkaar te fabuleren om vervolgens zélf deels of geheel in die leugens
te gaan geloven. 'Maar', voegde Van Gogh eraan toen, 'ook een patiënt kan soms
erg goed de boel belazeren'.
In één moeite door stelde Van Gogh voor
dat ik een filmscenario over Büchs leven als maniakale pseudoloog zou schrijven
. 'Jij bent tenslotte een expert.' Van Gogh doelde hiermee op mijn roman Vals
licht uit 1991 die hij in 1993 - jammer genoeg behoorlijk rammelend - had
verfilmd. Een van de hoofdfiguren in Vals licht, Lizzie Rosenfeld, steekt Büch
misschien wel naar de kroon in het dwangmatig en hardnekkig liegen. Lizzie werkt
als hoer en omdat men in die beroepsgroep uit principe over de eigen identiteit
jokt, valt het bij Lizzie niet zo op dat zij niet liegt uit overtuiging maar
uit neurose. Dat gegeven had Theo van Gogh destijds gefascineerd - hij wilde de
roman verfilmen.
Ik op mijn beurt vond Van Goghs fascinatie met het
onderwerp fascinerend - en ik vind dat nog steeds. De cineast Theo van Gogh was
namelijk vanaf het begin van zijn loopbaan in beslag genomen door het menselijk
tekort, en dat tekort openbaarde zich naar zijn overtuiging het stelligst en het
meest dramatisch in onze soms onbedwingbare neiging over onszelf te liegen en
bedriegen, in het kleine, in het grote.
Van Goghs obsessie met de
leugen vormt de specie die de meeste van zijn films bij elkaar houdt. Laat zijn
filmoeuvre de revue passeren en je ontdekt: De Leugen Regeert. Zijn gitzwarte
debuut Lüger
(1982) toont de macabere wederwaardigheden van en rondom een very angry young
man die op onnavolgbaar hufterige manier korte metten maakt met wat Van Gogh
misschien wel de grootste leugen van het leven vond: dat de mens geneigd is tot
het goede en het schone. Bijna twintig jaar later weerstreeft in de tv-film
De nacht van Aalbers (2001) een journaliste het gekonkel en gedraai van een
politicus die zonder gewetensbezwaren bereid is vuile handen te maken. In
Blind Date (1998) stapelen de kleine en minder kleine leugens van een man en
vrouw zich op. Het is een zenuwslopend gevecht tussen de twee die elkaar
ontmoeten via een contactadvertentie. En in
06 (1996), naar mijn idee Van Goghs beste film, staat of valt alles met de
leugen - de door lust ingegeven leugen, welteverstaan.
In films als
Blind Date en 06 gebeurt op het eerste gezicht vrijwel niets. En Theo van Gogh
was erg goed in films waarin bijna niets gebeurt. In 06 hebben een man en een
vrouw op min of meer vaste tijden telefoonseks. Ze wisselen behalve geile
praatjes toch vooral verzinsels uit. Als in 06 de man aan de vrouw vraagt wat
voor kleur haar slipje heeft, zegt ze direct 'geel' terwijl wij zien dat het een
rode is. Waar is dat leugentje voor nodig? Waarom liegen over zoiets futiels
als de kleur van je ondergoed? Van Gogh suggereert in 06 een antwoord: het
liegen is ons ingebakken, vormt onze instinctieve reactie, we liegen niet
uitsluitend uit kennelijke noodzaak of om bestwil maar uit een niet te
onderdrukken impuls.
In veel van zijn films varieerde Theo van Gogh
op het adagium 'vertel me je grootste geheim, en ik zeg je wie je bent'. In de
beste van zijn films versmolten geheim en leugen vaak met elkaar. Als in zijn
films iemand de neiging heeft een persoonlijk geheim prijs te geven, dan is de
kans groot dat dit geheim wordt overgoten met leugens en (zelf)bedrog.
Zelfs in Van Goghs minder geslaagde films begint en eindigt alles met de leugen
. Over
Baby Blue (2002), een als thriller bedoeld relatiedrama dat zich moeizaam
voortsleept, zei Van Gogh zelf: 'Het is mijn meest paranoïde film tot nu toe.
Baby Blue vertelt een spannend verhaal over moord en doodslag en liegen.' In
datzelfde interview bekende Van Gogh dat hij niet uitblinkt in het filmen van
actiescènes in het algemeen, en achtervolgingen in het bijzonder.
Het dichtst bij de leugen als basis voor al het menselijk gekrioel kwam Van Gogh
misschien in
Interview (2003). Daarin moet een journalist van een kwaliteitskrant,
gespeeld door Pierre Bokma, 's lands beroemdste soapsterretje interviewen - de
sterkste rol die Katja Schuurman heeft laten zien. Journalist en soapster
blijken volkomen incompatibel. Beiden zetten de haken in elkaars vlees, spelen
kat en muis, troeven elkaar af met bekentenissen en vijandigheden, waarbij het
lange tijd onduidelijk blijft of geilheid of weerzin de overhand heeft.
Interview beleeft een omslagpunt wanneer de actrice het pantser van haar
sarcasme laat vallen en bekent dat er bij haar kanker is ontdekt. Met
tussenpozen en met ingehouden emotionaliteit vertelt de actrice over de
bijzonderheden van de dramatische diagnose. We zien hoe de oudere journalist
tegen wil en dank zijn cynisme laat varen. Hij gaat zelfs zover op zíjn beurt
een geheim over zichzelf te onthullen dat hij tot dan toe nog nooit aan iemand
heeft prijsgegeven. Maar het verhaal over de kanker is niet waar. Het verzinsel
van de soapster bleek onderdeel van de strategie waarmee zij haar tegenstander
een finale slag wilde toebrengen. Was getekend, Theo van Gogh.
Interview is tot in vrijwel alle details een echte Van Gogh. Onder een echte Van
Gogh versta ik een met klein budget en in korte tijd gemaakte speelfilm waarin
zo weinig mogelijk gebeurt, behalve dat er gepraat wordt - en hoe. Volgens deze
definitie is 0605, die vanaf 12 december op internet te zien zal zijn, in veel
opzichten a-typisch voor Van Gogh. 0605 is geen psychologisch drama, maar een
actiefilm annex thriller, waarin de leugen wel een rol speelt maar met een
andere inzet en op een andere manier dan we van Van Gogh gewend zijn.
In 0605 is de hoofdpersoon niet een slachtoffer van zijn eigen leugenachtigheid
, maar juist een ouderwetse actie-held die de hypocrisie en de leugens van het
establishment probeert te ontmaskeren. In 0605 hangt een Grote Leugen als een
verstikkende deken boven Nederland: de Leugen over de moord op Pim Fortuyn. 0605
wil aannemelijk maken dat de moord op Fortuyn niet de actie was van de
fanatieke eenling Volkert van der G., maar een zorgvuldig beraamde liquidatie
waar kopstukken van de AIVD en het internationale zakenleven achter steken, met
vaderlandse politici als demoniserende loopjongens.
Overtuigt de
complottheorie van 0605? De conclusie moet zijn dat vanaf nu niet langer Baby
Blue maar 0605 Van Goghs 'meest paranoïde film' is. Spannend is 0605 intussen op
momenten wel, al zal de echte Van Gogh-filmliefhebber het vermoedelijk
betreuren dat er in 0605 relatief weinig gepraat en veel gerend, gedraafd en
geschoten wordt. De nonfictie-elementen zijn des te meer adembenemend. Van Gogh
lardeert zijn film met tv-opnamen uit 2002 en eerder waarin Ad Melkert, Thom de
Graaff, Paul Rosenmöller en Marcel van Dam hun inmiddels beruchte banvloeken
uitspreken over Fortuyn. Vooral de bijdragen van Rosenmöller en Van Dam zijn in
retrospectief feller en infamer dan algemeen herinnerd. Rosenmöller zei dat
Fortuyn zich met uitspraken over artikel 1 van de Grondwet 'definitief in de
vingers heeft gesneden' en hoopte dat de wond bij Fortuyn zó diep komt te zitten
'dat het bloeden vóór 15 mei (de datum van de verkiezingen in 2002, JZ)
hopelijk niet ophoudt'.
Marcel van Dam overtreft alle anderen met
het gewraakte maar zelden hervertoonde fragment uit Het Lagerhuis. Het is
ontluisterend om terug te zien. In een hysterische schreeuwdiscussie met Fortuyn
voegt Van Dam zijn opponent toe: 'U bent een leugenaar en een ophitser.'
Fortuyn maakt Van Dam uit voor populist. Dan klinken Van Dams inmiddels beruchte
woorden: 'U bent een buitengewoon minderwaardig mens.' In de rest van de film
dreunt die etikettering met ademstokkende sterkte door.
0605 is geen
Nederlandse variant van Michael Moores Fahrenheit 911, simpel omdat 0605 voor
90 procent een fictie-thriller is, maar de 10 procent feiten die Van Gogh heeft
gemonteerd, zorgen voor meer ontregeling dan de op hypothesen gebaseerde
samenzweringstheorie.
Wie 0605 vergelijkt met de rest van zijn
oeuvre, ontdekt dat Van Goghs sympathie altijd uitgaat naar de underdog. Maar
wie die underdog was, kon nog wel eens verrassend zijn. Zo wordt er recent veel
ophef gemaakt over deze zin uit een column van Van Gogh over Paul Rosenmöller: '
Als iemand kanker verdient, dan is het Paul Rosenmöller, de hopman van politiek-
correct Nederland; moge de cellen in zijn hoofd zich tot een juichende tumor
vormen'.
Zonder context zijn dit de woorden van een hitser en een
krankzinnige die geen schrijftafelmoord uit de weg ging. Maar gek genoeg wordt
er nooit bij vermeld dat Van Gogh hier reageerde op de affaire rond GroenLinks-
kamerlid Tara Singh Varma die in 2002 publiekelijk liet weten aan kanker te
lijden en in een terminaal stadium te verkeren, terwijl zij in werkelijkheid
kerngezond was - dat is te zeggen: ze hád wel een ziekte, maar een andere dan
zijzelf zei. Net als Büch zijn hele leven, en net als de hoer Lizzie in Vals
licht, leed Singh Varma aan pseudologia fantastica - ze geloofde in het bouwwerk
van haar bizarre leugens en verzinsels.
Van Gogh vond het moreel
verwerpelijk dat Rosenmöller Singh Varma keihard liet vallen, onder het mom dat
het Kamerlid hem had 'belazerd'. Dat hád ze ook, maar als patiënt, niet als
oplichter. Of, zoals Van Gogh zei: 'Singh Varma is weerloos, Rosenmöller niet.'
Van Goghs conclusie in de bewuste column: 'Ik heb meer sympathie voor een
getikte fabulante dan voor een miljonair' die in zijn ogen pro forma voor de
minder bedeelden opkomt. In ieder geval leek het alleen voor de slechte
verstaanders dat Van Gogh uitsluitend op Rosenmöller schold, terwijl hij in
feite op de hem kenmerkende schrille en botte manier opkwam voor de underdog:
patiënt Singh Varma.
In zijn solidariteit met het slachtoffer van
ziekelijke leugens ontmoette de columnist hier de regisseur. Misschien zag Van
Gogh in de affaire-Singh Varma een variatie op de tragedie die hij probeerde te
vangen in de beste van zijn films. De leugen - en dat is denk ik wat Van Gogh
vaak in zowel zijn columns als in zijn beste speelfilms blootlegde - verbindt
ons met onze dierbaren én vijanden. Niet de liefde is het bindmiddel, maar de
leugen. De tragedie openbaart zich zodra we proberen die leugens te ontkennen,
te ontstijgen of te overwinnen. Dat is vergeefse energie, verspild door
dommekrachten.
Ik herinner me het tweeregelige aforisme waar Theo
van Gogh innig aan gehecht was en dat voor hem door de jaren heen een bron van
zowel deernis als vermaak betekende: 'Sla me, sla me', zegt de masochist. 'Nee,
nee!' antwoordt de sadist. Op het eerste gezicht is dit een flauw geintje. Maar
voor wie beter luistert, is het een intriest dialoogje dat het sadistisch
universum volgens Van Gogh uitstekend samenvat. Sadist en masochist verkeren in
een patstelling. Als de sadist na zijn 'nee!' vervolgens tóch slaat, heeft hij
de masochist voorgelogen. Als hij doet wat hij zegt en inderdaad niet slaat,
verloochent hij via een omweg zijn natuur. En als die twee het elkaar blijven
toeroepen, de wens en de weigering, zijn ze in hun onbevredigende
leugenachtigheid eeuwig tot elkaar veroordeeld.
Ziehier het
claustrofobisch stemmende wereldbeeld van de cineast Van Gogh in een notendop.
Je hengelt naar liefde maar durft er niet openlijk om te vragen. Je verlaat je
op het veilige omhulsel van de leugen. De ander beschouwt het omhulsel en de
leugen als kern en waarheid - durft die waarheid niet aan en kaatst een leugen
terug. Als twee op drift geraakte elementaire deeltjes botsen jij en de ander
tegen elkaar, in dwingende en pijnlijke herhaling. Tot die botsingen gewenning
en routine worden omdat beiden niet beter meer weten en niet anders meer kunnen
. Dan ontkiemen niet uitsluitend middelmaat en hypocrisie, maar ook woede,
weerzin en paranoia. Dát traject, van liefde via leugen naar paranoia, wilde de
regisseur Van Gogh in beeld brengen, keer op keer.
0605 van Theo van Gogh is vanaf 12 december te zien op de website van Tiscali. De film gaat in première in januari op het Filmfestival Rotterdam. Daarna in de bioscoop.