Op de dvd van de horrorklassieker The Texas Chainsaw Massacre (1974) staat een uiteindelijk uit de film weggelaten scène die minstens zo verontrustend is als het onophoudelijke gezwaai met de kettingzaag door psychopaat Leatherface. De scène beschrijft hoe Sally (gespeeld door Marilyn Burns) op de vlucht is voor Leatherface en een afgelegen tankstation induikt. Daar wordt ze opgevangen door de eigenaar - naar later blijkt een broer van Leatherface - die haar stevig vastpakt en tot rust maant. Maar Sally is door het dolle heen en niet tot bedaren te brengen.
Wat de scène zo verontrustend maakt, is dat de kijker weet dat Burns op een gegeven moment niet meer aan het acteren is. De angst is echt. Het commentaar op de dvd onthult dat regisseur Tobe Hooper langer door ging met filmen dan hij met Burns had afgesproken. Halverwege de scène zie je haar in paniek raken. Ze denkt dat ze eindelijk klaar is, dat ze even pauze krijgt in de hel, maar niemand om haar heen lijkt dat te bevestigen.
De film zit vol met dergelijke momenten. Aan de beruchte 'dinner scene', als Sally aan tafel zit bij Leatherface en zijn slachtersfamilie, werd naar verluidt 27 (!) uur onafgebroken gewerkt. Gunnar Hanson, een atletische reus die Leatherface speelt, werd aan het eind van die opnamen zo gek dat hij, als zijn gestoorde bloedverwanten schreeuwen dat hij Sally moet doodslaan, dat een moment ook écht van plan was. Even daarvoor had hij haar al met een mes in de vinger gesneden, omdat het zakje nepbloed steeds van haar hand gleed. Burns' verschrikte gegil werd door niemand opgemerkt.
Toen The Texas Chainsaw Massacre in 1974 uitkwam, werd de film vergeleken met een snuff movie. Het was alsof je naar heimelijk geschoten materiaal keek. Dat alle gruwelijkheden die zich voor je ogen afspeelden ook werkelijk gebeurd waren. Uit bovenstaande mag blijken dat die gedachte niet eens zo heel ver bezijden de waarheid was.
Dat gevoel werd bovendien gevoed door de makers. De film zou gebaseerd zijn op ' a true story', en er werd - gedwongen door het minibudget van 150 duizend dollar - geschoten op bestaande locaties, zonder kunstlicht en op 16 mm film.
Uiteindelijk viel alles op zijn plaats. Acteurs die niet meer wisten of ze acteerden of niet, de hyperrealistische beelden, een compromisloos verhaal en een nieuwe horrorheld: Leatherface. Het succes was even gigantisch (de film bracht wereldwijd ruim honderd miljoen dollar op) als onvoorspelbaar.
En juist van deze film werd vorig jaar een remake gemaakt. Terwijl het kenmerk van een toevalstreffer is, dat je het niet kan herhalen. De bliksem slaat immers nooit twee keer op dezelfde plek in. Toch is dat wat de makers van de nieuwe versie gehoopt zullen hebben.
Belangrijkste man achter de remake is Michael Bay, regisseur van drukdoenerige actiefilms als The Rock, Bad Boys en Pearl Harbor. Als eerste film van zijn productiebedrijfje Platinum Dunes koos hij voor een remake van een klassieker. God lof - Bay gelooft niet in understatement en subtiliteiten - regisseerde hij niet zelf, maar gaf hij de teugels uit handen aan nieuwkomer Marcus Nispel. Deze van oorsprong Duitser werkt al vanaf midden jaren tachtig in de VS en heeft inmiddels meer dan duizend filmpjes gemaakt voor commercials en videoclips (Nispel maakte onder meer de indrukwekkende clip bij George Michaels 'Killer/Papa was a rolling stone').
Om het toeval een handje te helpen werd Daniel Pearl gevraagd voor het camerawerk. Hij was ook betrokken bij de originele Chainsaw, maar het grote verschil met toen is dat Pearl inmiddels een heel goede en veelgevraagde vakman is (Pearl schoot ruim honderd filmpjes voor Nispel, waaronder verschillende prijswinnende commercials en videoclips). De fouten die hij toen maakte, en die bijdroegen aan de authenticiteit van het origineel, moest hij nu imiteren. Dat doet hij meesterlijk, maar te opvallend. Chainsaw 2003 is een van de best gefotografeerde horrorfilms uit de filmgeschiedenis, maar op een snuff movie lijkt het allerminst.
Die toegenomen professionaliteit, op vrijwel elk terrein, is paradoxaal genoeg het grootste probleem van de nieuwe versie. De acteurs, onder wie Jessica Biel (The Rules of Attraction) en Eric Balfour (Gabe in Six Feet Under), zullen we nog vaak terugzien, terwijl we van de amateurs uit het origineel nooit meer iets vernomen hebben.
De zorgvuldig gecomponeerde soundtrack van de remake volgt de actie op de voet en wordt daarmee voorspelbaar. Terwijl de bij elkaar geharkte geluiden uit Chainsaw vaak haaks staan op de actie, en zo het gevoel van ontreddering alleen maar versterken.
In de originele versie is een klein team fanatiekelingen onder aanvoering van regisseur Hooper bezig hun droom (het maken van een eerste film ) te verwezenlijken. Omdat er geen geld voor een kostuumdesigner was, brachten de acteurs zelf kleren mee naar de set. Uit arrenmoede deed Hooper het meeste zelf. Naast de regie schreef hij mee aan het script, co-produceerde, monteerde en componeerde ook de muziek. De bijna maniakale manier waarop hij debuterend actrice Burns tijdens de opnamen opjaagde zou nu niet meer kunnen. De acteursvakbond had allang ingegrepen.
De toon van de remake werd aangepast aan de tijd. Jessica Biel, die de rol van Burns overnam, kreeg een heel ander personage te spelen. Haar Erin is strijdvaardig en daadkrachtig, terwijl Burns' Sally in het laatste half uur van de film niets anders doet dan wanhopig rondrennen en schreeuwen (het gegil leverde Burns wel een zekere cultstatus op als scream queen).
De titel doet anders vermoeden, maar ondanks de kettingzaag zitten er in het origineel maar vier seconden bloed. Hooper hoopte op die manier de filmkeuring te omzeilen (wat niet lukte), en had sowieso geen geld voor dure make-up en special effects. Doordat de meeste slachtpartijen worden gesuggereerd of zich buiten beeld afspelen, vult de kijker ze in met zijn eigen fantasie. De film wordt zo een ervaring, een ervaring in wat de Britse filmkeuring destijds noemde: 'the pornography of terror.'
Geld was er voor de remake wel. En dus zien we hoe benen en armen worden afgezaagd en vliegt de camera met een kogel mee als een van de personages zich door het hoofd schiet. Allemaal goed gedaan, spannend ook, maar niet eng.
Toch is Chainsaw 2003 tussen alle hedendaagse horrorfilms beslist een positieve uitzondering. De zelfspot, flauwe humor en voorspelbare schokeffecten van de Scream-films en hun klonen werden wijselijk overboord gegooid. En de terugkeer naar de horrorfilms van begin jaren zeventig is op zichzelf begrijpelijk. Er werden toen opvallend goede horrorfilms gemaakt. Het was een verwarrende tijd waarin Amerika defintief zijn onschuld verloor (Vietnam, Watergate), wat zijn weerslag had op het nihilisme in films als Night of the Living Dead (George A. Romero, 1969), The Last House on the Left (Wes Craven, 1972), The Exorcist (William Friedkin, 1973 ) en ook The Texas Chainsaw Massacre, waarin het kwaad steeds in de mensen zelf bleek te zitten.
Het is jammer dat Hollywood niet begrijpt dat die tijd voorgoed voorbij is. Een remake van Romero's Dawn of the Dead (1978, het vervolg op Night of the Living Dead) moet later dit jaar uitkomen en er is sprake van geheel vernieuwde versies van genreklassiekers als The Wicker Man (1973, Robin Hardy) en The Hills Have Eyes (1977, Wes Craven).
Je kan oude versies wel moderniseren (betere special effects, betere acteurs en production design), maar daarmee zijn het nog geen betere films. De horrorfilms uit de jaren zeventig waren een oprechte reactie op de tijd waarin ze gemaakt werden. Dat overzetten naar nu, met als voornaamste doel geld verdienen, kan nooit iets blijvends opleveren. Bay en Nispel zal dat natuurlijk worst wezen, hun film bracht alleen in de VS al tachtig miljoen dollar op.