Monument voor de middelmaat

American Splendor van Shari Springer Berman en Robert Pulcini

Gerhard Busch ,

Het oersaaie bestaan van kantoorklerk Harvey Pekar werd begin jaren zeventig voor eerst vereeuwigd in de strip American Splendor, getekend door Robert Crumb. Documentairemakers Shari Springer Berman en Robert Pulcini zagen er dertig jaar later ook een film in, waarin ze dankbaar gebruik maken van de strips, archiefmateriaal en Harvey Pekar zelf.

Een deur gaat open en een vrouwenstem spreekt een vijftal kinderen dat zich voor Halloween heeft uitgedost moederlijk toe. 'Ik zie het al: jij bent Superman . Hier, een snoepje. En jij bent Batman. En jij moet Robin zijn.' Bij het laatste jongetje, dat gewoon als zichzelf aan de deur is verschenen, blijft het even stil. Dan: 'Wie wordt jij eigenlijk geacht te zijn.' Antwoord: 'Harvey Pekar.' Waarop zij weer: 'Nou, dat klinkt ook niet als een echte superheld.'

Bingo. Al gelijk in de openingsscène wordt de toon van het droogkomische American Splendor gezet. Want hoewel de film gebaseerd is op een stripverhaal, heeft het niets van doen met superhelden, maar alles met Harvey Pekar.

Die Pekar bestaat echt. Begin jaren zeventig - zo'n twintig jaar na de openingscène in de film - staat hij aan de basis van de underground comic-reeks American Splendor. Als schrijver, welteverstaan, want tekenen kan hij niet. Daarvoor heeft hij de hulp nodig van zijn vriend Robert Crumb. Die kan wel lachen om de larmoyante verhalen van Pekar, waarin hij minutieus verslag doet van zijn saaie en richtingloze bestaan als administratief medewerker van een ziekenhuis in Cleveland.

De American Splendor-strips (die later ook door anderen dan Crumb worden getekend) worden een bescheiden succes. De uitvergrote alledaagsheid en melancholieke misantropie van Pekar raken een snaar. Variety noemt hem 'de Mark Twain voor de gewone man' en begin jaren negentig wordt Pekar een regelmatig terugkerende gast in de Late Night Show van David Letterman ( totdat hij in een van de shows ruzie krijgt met Letterman). Rijk wordt Pekar hier echter niet van en zijn baan als administratief medewerker zal hij nooit opgeven. In 2001 gaat hij na 35 jaar trouwe dienst met pensioen. In die tijd is hij in loonschaal 'opgeklommen' van G2 (minimum loon) naar G4.

In een tijd waarin films in toenemende mate alleen nog handelen over helden en schurken, is Harvey Pekar een aangenaam grijze muis. Dat American Splendor ook een bijzonder aangename film is geworden is vooral te danken aan de makers: het echtpaar Shari Springer Berman en Robert Pulcini. Zij stonden voor de lastige opgave om de per definitie plotloze strips (het echte leven is immers plotloos) om te vormen tot een onderhoudende film.

Dat is ze wonderwel gelukt. Zo introduceren ze iets van een plot door in de film in te zoomen op Harvey's ontmoeting met de neurotische Joyce Brabner en de moeizame relatie die tussen de twee volgt. Ook goochelen ze met de vorm door gespeelde scènes af te wisselen met interviews met de echte Pekar, met archiefmateriaal (oa van de Letterman show) en met een getekende Pekar. Op die manier wilden ze het schizofrene van de strip-Pekar, die immers door een half dozijn tekenaars is verbeeld, ook in de film weergeven.

Een mooi voorbeeld hiervan is als Pekar in een supermarkt in de rij staat voor een kassa. We zien de film-Pekar (prima gespeeld door Paul Giamatti), horen hem in door de echte Pekar gesproken voice-over klagen over hoe hij altijd de verkeerde rij kiest, en zien even later ook nog hoe een getekende versie hem op zijn kop geeft omdat hij zo lijdzaam blijft wachten als een oude vrouw de rij ophoudt.

Het klinkt allemaal veel ingewikkelder dan het is. De timing van de makers is zo goed, dat de keuze voor de verschillende Pekars telkens heel natuurlijk overkomt. Springer Berman en Pulcini hadden voor American Splendor al enkele documentaires gemaakt, en die achtergrond zal ze zeker geholpen hebben bij het vinden van de juiste balans in de film. Ook in documentaires moeten soms gaten in het verhaal opgevuld worden met extra interviews, archiefmateriaal en geanimeerde scènes.

Het was overigens een dubbeltje op zijn kant of American Splendor had de bioscopen nooit gehaald. Als debuterende filmregisseurs lukte het Springer Berman en Pulcini niet een studio voor hun project te interesseren (documentaire-makers hebben in Hollywood veel minder aanzien dan videoclip- of commercial-regisseurs), zodat ze zich in arrenmoede tot de televisie wendden. De publieke zender HBO zag wat in het project en gaf de twee vrije hand. Later waren ze bij HBO zo onder de indruk van de film dat ze de hem inzonden naar het Sundance Filmfestival. Als de film het daar goed zou doen, zou HBO de film in de bioscoop uitbrengen. American Splendor won de Grote Juryprijs en werd prompt gepromoveerd van tv-productie tot bioscoopfilm.

Voor de echte Harvey Pekar begon daarmee een mediacircus waar de 63-jarige en inmiddels gepensioneerde kantoorklerk niet meer op gerekend zal hebben. Hij schafte een (tweedehands) pak aan voor Cannes, waar de film ook al successen oogstte, en Pekar werd even de ster die hij altijd al geweest had willen zijn.

Daartoe ongetwijfeld aangezet door derden, begon Pekar een eigen website (harveypekar.com), waarop hij in zogenaamde Harvey blogs de heisa rond de film bijhield. Dat het zijn eigen idee niet geweest zal zijn blijkt uit de bijdragen, die erg snel uitdunnen als het mediageweld rond de film is verstomd. En uit de bewuste blogs, die vrijwel uitsluitend over de film handelen .

In de meeste berichtjes laat hij zich kennen als de kleinzielige, mopperende schraper uit de strips en uit de film. Meermalen spreekt hij de hoop uit dat de film hem nieuwe schrijfopdrachten zal opleveren, want als arme, gepensioneerde kantoorklerk heeft hij het geld hard nodig. Van zijn optredens op festivals herinnert hij zich vooral wat hij er aan overhield (gratis eten, een gratis boek), en hoe hij zich stoorde aan het publiek en de media, die hij voor dom en slecht geïnformeerd houdt.

Maar misschien moeten we hem niet al te serieus nemen. In de bijdrage op 5 september 2003 schrijft hij: 'Ik lees in de overwegend positieve recensies dat ik zo veel klaag, dat ik kleinzielig ben, en geobsedeerd. Natuurlijk heb ook ik, net als iedereen, mijn tekortkomingen. Maar ik, en de meeste recensenten zien dat helemaal over het hoofd, zoom juist in op mijn fouten, zodat mensen er iets van zichzelf in kunnen herkennen en zich met mij kunnen identificeren. Het heeft me nooit erg zinvol geleken om jezelf in autobiografieën in de lucht te steken, je fouten zo te verdoezelen dat het lijkt dat je ze helemaal niet meer hebt. Dus mensen: weet dat ik mezelf allesbehalve als perfect beschouw.'

Harvey kan gerust zijn, niemand die de strips heeft gelezen of de film heeft gezien zal die vergissing maken. American Splendor is een ode aan de imperfectie. Een standbeeld voor de middelmaat. Maar desondanks erg grappig.

Zo kan Woody Allen nog een puntje zuigen aan de emotionele ontreddering tijdens de eerste ontmoeting tussen Harvey en Joyce. Na aan elkaar voorgesteld te zijn drukt Harvey iedere mogelijk ontluikende romantiek gelijk de kop in: 'Het lijkt me het beste dat ik je maar meteen vertel dat ik een vasectomie heb gehad.' Gevolgd door het al even onnodig eerlijke: 'Ik was wel van plan de kamer op te ruimen, maar waarom zou ik een verkeerde indruk wekken?'

Als u hier iets van u zelf in herkent of zich ermee kunt identificeren, dan is American Splendor dé film voor u.