Als ik regisseur Jos Stelling bel en zeg dat ik het wil hebben over Nederlandse films in Cannes, zegt hij: 'Dan zijn we gauw uitgepraat, hè?'
Stelling is de laatste Nederlandse regisseur geweest van wie een film op het festival van Cannes meedraaide in het hoofdprogramma. Dat was in 1975 - Mariken van Nieumeghen, zijn debuutfilm.
Het is, zegt hij, als een wereldrecord dat maar niet gebroken wordt. 'Maar ik vind het niet leuk hoor, ik zou het geweldig vinden als er een mooie, bijzondere Nederlandse film naar Cannes zou gaan.'
Directeur Claudia Landsberger van Holland Film, de organisatie die Nederlandse films onder meer op internationale festivals promoot, vindt de vraag waarom Nederlandse films het zo slecht doen in Cannes 'stompzinnig'.
' Goed, de Nederlandse film draait niet in Cannes, maar wél in Berlijn, Tribeca en honderd andere festivals. Overal. Maar nee, het enige waar mensen naar kijken is die competitie van Cannes. En dat is toch écht niet het allerbelangrijkste in de wereld.'
Haar standaard-antwoord luidt dat de Fransen kennelijk de Nederlandse film niet interessant genoeg vinden om in Cannes op te nemen in de competitie. Dat antwoord voldoet natuurlijk niet - de vraag blijft: waarom vinden de Fransen de Nederlandse film niet interessant genoeg?
Laten we eerst eens de schade opnemen. Is het echt zo treurig als het lijkt? Ja en nee. Ja, want dertig jaar geen film in competitie is een lange tijd. Maar het valt mee als je bedenkt dat het festival van Cannes méér is dan alleen de hoofdcompetitie, waarin jaarlijks zo'n twintig films meedingen naar de Gouden Palm.
Er is nog het festivalonderdeel Un certain regard en er zijn nog de parallelle programma's La Quinzaine des Réalisateurs en La Semaine Internationale de la Critique.
Nederland is dit jaar in La Quinzaine des Réalisateurs vertegenwoordigd met Guernsey, de nieuwe film van Nanouk Leopold ( die eerder Îles flottantes maakte). In dit hoog aangeslagen programma was Nederland eerder vertegenwoordigd met bijvoorbeeld Kleine Teun van Alex van Warmerdam, Jacky van Fow Pyng Hu, De Poolse bruid van Karim Traïdia, Karakter van Mike van Diem, De grens van Leon de Winter en Havinck van Frans Weisz.
In de korte films-competitie was werk te zien van onder anderen Esther Rots, Gerrit van Dijk en Paul Driessen. 'We hebben het niet eens zo slecht gedaan de afgelopen jaren,' vindt Claudia Landsberger.
En vóór 1975 ging het ook niet eens zo slecht in het hoofdprogramma, waarin films van illustere namen als Fons Rademakers, Bert Haanstra en Pim de la Parra meededen.
Stelling kijkt met gemengde gevoelens terug op het festivaljaar waarin hij zich een paar dagen lang 'een sterretje' mocht voelen. Het was feestelijk, omdat niet alleen de officieel uitgenodigde Stelling en zijn twee hoofdrolspelers naar Cannes gingen , maar ook een grote groep mensen die op een of andere manier aan de film hadden meegewerkt.
Stelling: 'De Holland-dag in de Hollandse tent werd een enorm succes. Daar hebben de filmrecensenten nog warme herinneringen aan.'
Maar het festival zelf viel Stelling tegen. 'Als je er nooit geweest bent, wil je graag, maar als je er een keer geweest bent, dan heb je het wel gezien. Misschien is het leuk als je van Franse films houdt en van dat Franse chauvinisme. Ik ben er daarna nog twee keer geweest, voor zaken, maar ik heb me voorgenomen er nooit meer naar toe te gaan.'
Stelling werd in een mooi hotel ondergebracht, ging van lunches naar recepties, werd in de watten gelegd. Maar in feite, zegt hij, stelde het niets voor. Zelfs het hoogtepunt was achteraf een teleurstelling.
'Het magische moment is als je na de voorstelling van de rode loper af komt, met allemaal gendarmerie en een enorme batterij fotografen. We liepen daar, werden gefeliciteerd, en eenmaal buiten werden we in een limousine gezet. De auto reed weg, en vlak om de hoek werd je er weer uit gezet. Die auto reed vervolgens om en pikte de nieuwe gasten op. Het was een beetje flauwekul.'
'Maar ik vond het zó fantastisch toen we van die trap af gingen, dat ik terug ging om het nog eens mee te maken. Dezelfde mensen die mij net hadden gefeliciteerd, zagen mij toen niet meer staan. Het gaat om dat moment dat je van de loper komt en in die auto stapt, en even later doe je er niet meer toe. Dan snap je hoe het eigenlijk in elkaar zit.'
Flauwekul of niet, deelname aan die competitie is iets waar Nederlandse regisseurs dertig jaar na Stelling nog steeds van dromen. Tevergeefs, tot nu toe .
Het is, vindt Landsberger van Holland Film, een beetje oneerlijk. ' Iemand als Frans Weisz maakt prachtige films, vakwerk, maar de Fransen kennen hem niet. Polanski kan met een ouderwetse, conventionele film als The Pianist komen, maar als Weisz dat zou doen, zou het daar niet aanslaan. Als klein land, zonder bekende acteurs of regisseurs, moet je met iets komen dat extreem vernieuwend is of van heel hoogwaardig kaliber om een plek in de competitie te veroveren. Waar nog bij komt dat de programmeurs hun blik meer gericht hebben op Azië, Oost-Europa en Latijns-Amerika. Wat daar vandaan komt is exotisch en wordt daarom als verrassend ervaren. Het is moeilijk voor Nederlandse regisseurs om daarmee te concurreren.'
Ach, zegt Jos Stelling, de Fransen hebben nu eenmaal geen hoge pet op van Nederlanders. 'Ze zien ons toch als dat primitieve volk van boven de rivieren. Cannes is veel meer gericht op Italië en Spanje. Het is een mediterraan festival.'
Bovendien, zegt Stelling, is film 'een katholiek ding'. Als protestanten hem vragen wat hij daarmee bedoelt, zegt hij: katholieken kunnen goed liegen.
'Het denken in archetypes, in metaforen, dat hebben mediterrane mensen meer dan wij nuchtere noord-Europeanen. En film is natuurlijk een leugenachtig ding. Wij zijn een nuchter, beschouwend volk. Dat is niet des cinema's, eigenlijk.'
Landsberger: 'Misschien doen onze films het daarom beter in Berlijn. Ze houden in Cannes van romantische, dramatische films. Die worden in Nederland niet echt gemaakt. Wij zijn kort door de bocht, en daar hebben de Fransen gewoon niet zo veel gevoel voor.'
Eén troost: Nederland is niet het enige land dat het moeilijk heeft in Cannes. 'Duitse films komen er ook bijna niet aan te pas,' zegt Stelling. Landsberger: 'De Duitsers hebben hetzelfde probleem als wij. Die hebben ook al járen niets in competitie gehad.'