Meteen was het duidelijk. Bij de oprichting van De Nederlandse Filmdagen in 1980 werd zonder dralen besloten jaarlijks filmprijzen uit te reiken. Na de beren, leeuwen, eekhoorns, elanden, tijgers, kikkers, herten en bambi's wisten we dat het een beest moest zijn. Maar wat voor een beest? Het moest wel serieus blijven, want we zouden er volgens planning nog jaren aan vast zitten. De oudste prijzen zijn immers de beste. (Oude) koeien (toenmalig exportproduct nr.1) vielen om die reden af. Toen regisseur Wim Verstappen krachtig 'het kalf' in de groep gooide, werd het stil. De 'van Dale' waarschuwde nog: 'een onnozele vent, een groentje''. Een 'gouden kalf' bleek het verlossende alternatief, hoewel ook hier Van Dale protesteerde: het zou behalve met Exodus 32:4 ook te maken hebben met 'een onderdanige hulde bewijzen aan rijke mensen' of 'aan geld de hoogste waarde hechten'.
Zoals gebruikelijk in de Nederlandse filmwereld - door een latere directeur ook wel 'een emmer snot met palingen' genoemd - won de ironie van het cynisme. De grappen en woordspelingen zouden we met een fraai bronzen beeld als logo van het festival makkelijk kunnen pareren.
Eerst waren er zes kalveren; in het tweede jaar waren het er al negen. En omdat de televisie vooral acteurs en actrices op het podium wilde, breidde het aantal zich verder uit en kwamen er zelfs - tot mijn leedwezen - televisiekalveren.
De Kalveren werden - zoals dat dan heet - een succes. 'De grote prijs van de Nederlandse film', werd er zelfs geschreven. En op dat succes wilde iedereen meeliften: een oneindige rij extra 'aanmoedigingsprijzen voor jong talent' werd in het leven geroepen. Zo wisten sponsors en belangenverenigingen zich soepel te profileren en was het verder aan ons deze bijprijzen met behoud van inkomsten via een achterdeur te lozen.
Tegen sommige prijzen leek aanvankelijk geen kruid gewassen, maar uiteindelijk moest zelfs 'De Vergulde Klaver' (van de Viva ) het loodje leggen. De prijs van de filmkritiek heeft het wel tot de dag van vandaag volgehouden. Dát had weer te maken met ons ultieme uitgangspunt de filmpers vóór alles te vriend te houden. Hetgeen lukte.
Een andere bijkomstigheid van het succes was de televisie. Die had zo zijn eigen wetten. We moesten van Hilversum de uitzendingen van de prijsuitreikingen (zes applausjes per kalf) kort houden. Dat viel niet mee. Prijswinnaars bleken vaak last te hebben van de 'microfonites', een vooral in Italië voorkomende ziekte, die zich openbaart als er een microfoon in de buurt is. Bij het horen van de eigen stem verliest de patiënt tijd en plaats volledig uit het oog. Het eruit trekken van de stekker of het hardhandig van het podium verwijderen ('mooie televisie') bleek bespreekbaar.
Ook de hoeveelheid prijzen bleef een heikel punt. Er waren er zoveel dat het pijnlijk werd als je als filmmaker overal naast zat. Zo ging het het kalf voor de beste film eerst nog naar de regisseur, waardoor bestuurslid Matthijs Van Heijningen, de filmproducent, er steeds naast greep. Dus dat moest veranderd. 'De beste film' ging voortaan naar de producent. Ondanks deze terechte ingreep bleef Matthijs naast het net vissen. De jury's bestonden uit non valeurs, oordeelde hij. Ze begrepen er niets van. Matthijs vond ook dat het voor het festival beter was wanneer het bestuur kon ingrijpen.
Met de jury's ging het per jaar moeizamer. Ruzies, misverstanden, protesten én humor wisselden elkaar in hoog tempo af. Een komische poging tot omkoping van de jury, door een inmiddels aan lager wal geraakte filmmaker, versterkte weliswaar de teamspirit, maar het zien van 160 nationale films in korte tijd bleek toch een onoverkomelijke aanslag op de gezondheid. Nadat voorzitter Philip Bloemendal , de stem van het Polygoon-journaal, had geëist dat de hele jury per se alle films zou uitzien - hij zakte zelf onmiddellijk in een diepe slaap nadat het licht noodzakelijker wijze doofde, waarna de anderen de zaal zachtjes verlieten - volgde al snel de opvatting dat er een voorselectie moest komen, en meerdere jury's.
Het geheim houden van de uitslag was een kunst op zichzelf. Zo was er de beruchte gang naar de graveur om de teksten op de kalveren te controleren . De deur werd daar plat gelopen door lieden die zich allemaal medewerkers, juryleden, sponsors en zelfs directeur noemden. Een terugkerend ritueel waren de telefoontjes van genomineerden die voortijdig wilden weten of ze gewonnen hadden, omdat ze geen zin hadden om voor lul 'op de tv te zitten'.
Zo ook John Kraaykamp sr. die ik, na wat soebatten, wel moest vertellen dat hij een kalf had om ons van zijn komst te verzekeren. Het werd een van de mooiste ' uitreikingen'. Strompelend beklom de oude Kraay het podium en nam overdonderd, ondersteund, spierwit en huilend zijn kalf in ontvangst. Waarmee maar weer eens werd bewezen dat je met acteurs voor een optimaal effect soepel dient om te gaan .
De uitreiking van de kalveren zelf was steeds weer opnieuw voor de gehele organisatie een belevenis. Gelukkig konden we ons erg vermaken bij alles wat fout ging. Maar tot ieders verbazing deden coryfeeën als Robert De Niro, Giulietta Masina en Sergio Leone wel Utrecht aan.
Echte hoogtepunten bleken de vele momenten dat het rampzalig uit de hand dreigde te lopen. Zo herinner ik me een compleet in smoking gestoken Metropole Orkest met een woedende dirigent.
Bij de repetitie wist niemand van ons iets over 'een partituur' en zeker niet wat er dan mogelijk gespeeld zou moeten worden. Dus was er die avond een stukje van Verdi's Aïda te beluisteren en een voortdurend soort 'Alaaaaff' bij elk uitgereikt kalf.
Cynici vonden dat we 'oscartje ' wilden spelen (met 0,0001 procent van het budget in Hollywood onmogelijk), maar wij wisten dat we de vergelijking met andere prijsuitreikingen in Frankrijk , Italië of Rusland met glans konden doorstaan. Als je daar een prijs kreeg, moest je die soms zelf meebrengen; in Riga werden lootjes getrokken en in Venetië liep de gemiddelde winnaar een gerede kans te worden uitgefloten.
Voor ons was het van het grootste belang iedereen te vriend te houden. Een voorwaardelijk probleem voor elk festival. Het viel voor de gemiddelde vrijwilliger dan ook niet mee om het groeiende legioen teleurgestelde filmmakers (de jury had 'weer geen niveau' en het kalf stelde helemaal niets voor) adequaat te begeleiden. Toch bleef het gouden kalf fier overeind en leek het zelfs elk jaar sterker uit de strijd tevoorschijn te komen.
Nadat Fons Rademakers bij een uitreiking bijna door zijn rug was gegaan en ook anderen rugklachten kregen omdat ze het 'loodzware ding per se met een hand in triomf boven hun hoofd wilden tillen, moest het kalf wel lichter en kleiner worden. Daar stond dan weer een flinke poetsbeurt tegenover, en zo ontstond een ' glimmend gouden kalf'. In diezelfde tijd vonden nieuwe bestuursleden, directie en sponsors dat 'de filmdagen' een 'filmfestival' moesten worden en vooral groter, beter en meer.
Enige jaren daarvoor openbaarde zich al de ' professionelere aanpak' met de plotselinge aanwezigheid van Gert-Jan Dröge ( vanwege 'het slotgala'). Later verkochten we voor forse bedragen tafels waaraan tijdens de prijsuitreiking gegeten kon worden. Als je dan per ongeluk aanschoof aan een tafel losers, was daar altijd weer de drank en het verheugd thuiskomen.
Zo werd het voor mij tijd om afscheid te nemen en het geheel op afstand te blijven volgen. In mijn herinnering blijven die rare medewerkers rondspoken, die zich zonder betaling uit de naad werkten en naar wier motivatie je slechts kon gissen. Zonder hen was er nooit sprake geweest van een kalf of wat voor een ' Nederlands gala voor de Nederlandse film' dan ook.
De filmmaker die beweert niets om prijzen te geven, heeft er vaak niet een. Ik adviseer hen toch hun best te blijven doen. Het krijgen van een prijs is goed voor het ego en het ego is tenslotte hetgeen dat creëert. En als datzelfde ego per ongeluk met je op de loop gaat, is er bij het festival altijd wel weer een vrijwilliger met een luisterend oor.
-------------------------------------
Jos Stelling is
Gast van het Jaar. Zijn oeuvre wordt op het festival vertoond. Bovenstaand stuk
is een verkorte versie van de inleiding van het boek Kalverliefde, dat op 1
oktober verschijnt. ISBN 90 71815 250