Twee jaar geleden kon de argeloze Westerse kijker al een glimp opvangen van het enorme talent van de Hongkongse regisseur/schrijver/acteur Stephen Chow. Je moest wel goed kijken, want de originele versie van Shaolin Soccer, Chows komische combinatie van Oosterse vechtfilm en voetbal, was door de Amerikaanse distributeur Miramax hevig toegetakeld.
Miramax liet de film beschamend slecht nasynchroniseren en hakte er ook nog eens een kleine 20 minuten uit. Iets wat het bedrijf overigens wel vaker doet bij Oosterse films, vandaar de bijnaam MiramAxe.
Zelfs in gemutileerde vorm verloor Shaolin Soccer weinig van zijn charme. Alles in deze film is overdreven: de personages, de dialogen, de plot en bovenal de voetbalscènes, die zelfs in een stripverhaal ongeloofwaardig zouden overkomen. Spelers vliegen door de lucht, ballen worden zo hard geschoten dat ze veranderen in vuurballen, en de tegenpartij wordt letterlijk bijgestaan door de duivel.
Het is nonsens, maar superieure nonsens. Verteld in hoog tempo, en - afgezien van het einde - volkomen onvoorspelbaar. Datzelfde geldt ook voor Chows meest recente film, Kung Fu Hustle.
Deze keer geen gemutileerde versie, want Chow - wijs geworden na de ervaringen met Miramax - had al vooraf afspraken gemaakt met de Amerikaanse distributeur en co-producent Sony Pictures.
Kung Fu Hustle is onversneden Chow en de acteurs spreken gewoon Chinees. Niet dat de dialogen erg belangrijk zijn. Kung Fu Hustle is vooral een visueel spektakel, waarin het ene gevecht volgt op de andere en die ook nog overtroeft.
Net als in Amerikaanse actiefilms is de plot weinig meer dan een excuus voor nog meer gevechten. Chow speelt een wannabe gangster die in het China van de jaren dertig de rust verstoort in de armenwijk Pig Sty Alley ("Zwijnenstal steeg"). Hij trekt de aandacht van de echte gangsters van de meedogenloze Axe Gang, die besluiten Pig Sty Alley met de grond gelijk te maken . Dat is nog niet zo eenvoudig, want Pig Sty Alley blijkt een handvol oude Kung Fu-meesters te herbergen.
De vechtballetten in Kung Fu Hustle zijn bijna even mooi als in die andere Oosterse vechtfilms die de Westerse bioscopen haalde (Crouching Tiger, Hidden Dragon, Hero), met een belangrijk verschil. Om Kung Fu Hustle kan gelachen worden. Sterker nog, om Kung Fu Hustle zal je lachen, of je wilt of niet.
Want hoewel de film zowel ode aan als persiflage op de Chinese 'vliegende zwaardvechters'-film is, is het voor de overwegend visuele grappen niet noodzakelijk dat je bekend bent met dit typisch Oosterse genre.
Het voegt natuurlijk wel iets toe, want als grote fan van het genre (Chow zegt in interviews steevast dat hij besloot filmmaker te worden toen hij een film met kungfu-legende Bruce Lee zag), castte hij voor Kung Fu Hustle een aantal martial arts-sterren uit de jaren zeventig. En voor de rol van de hilarische Landlady (een kenau van de ergste soort, met een sigaret vastgeplakt aan de onderlip en een stem als een misthoorn) koos hij Yuen Qiu, een van de Bond-girls uit The Man with the Golden Gun.
Chow kent zijn klassieken, en niet alleen de Oosterse, ook de grote Hollywoodfilms komen in Kung Fu Hustle regelmatig voorbij. Geen punten voor The Shining (het kolkende bloed in de gang van de gevangenis) of Gangs of New York (de setting), maar let ook op de knipogen naar The Matrix, Top Hat, Forrest Gump, Reservoir Dogs, Spider-Man en West Side Story.
Chows kennis van de filmhistorie is niet verwonderlijk. Met zijn 43 jaar (die je hem beslist niet afziet) is hij een oudgediende. Meer dan de helft van zijn leven stond hij in de schijnwerpers.
En dat terwijl het er in het begin niet goed uitzag voor Little Stevie, zoals zijn fans hem liefkozend noemen. Zelf zegt hij dat hij 173 centimeter lang is, maar dat zou wel eens op plateauzolen kunnen zijn. Dezelfde plateauzolen waarop hij op 19- jarige leeftijd auditie deed bij de televisie.
Hij werd afgewezen, maar kwam via een achterdeurtje toch de showbiz binnen. Als presentator van het jeugdprogramma 430 Space Shuttle, waar hij nog even collega was van Wong Kar-wai -huisacteur Tony Leung.
Via televisiefilms werkte hij zich op tot speelfilms. Hij begon in lopende band-komedies van andere regisseurs. Was te zien in soms wel tien producties per jaar. De een nog succesvoller dan de ander . Chow is in eigen land dan ook een nog grotere ster dan bijvoorbeeld Jackie Chan (die jaren geleden naar Hollywood verhuisde en nu veroordeeld is tot flauwe buddy-movies).
Chows status als steracteur bereikte zijn hoogtepunt in 1990. Hij speelde de hoofdrol in All for the Winner, de best bezochte film van dat jaar, en was bovendien te zien in de nummers twee tot en met vijf.
Sinds Chow zijn eigen films regisseert (1994) is hij in aanzienlijk minder films te zien. Het is een luxe in Hong Kong, waar kwantiteit belangrijker is dan kwaliteit.
De extra tijd die hij tegenwoordig uittrekt voor zijn films is ook terug te zien in het eindproduct. Er is weinig aan te merken op Shaolin Soccer (dat wil zeggen: de originele versie, die in Nederland verkrijgbaar is op dvd) en Kung Fu Hustle. En het zijn geen parels voor de zwijnen. Shaolin Soccer was in 2002 de best bezochte film van eigen bodem aller tijden, en werd pas eind vorig jaar van die eerste plaats gestoten door, inderdaad, Kung Fu Hustle.
Met zo veel internationaal succes is het geen wonder dat Hollywood bij Chow op de stoep staat. Opnieuw, want in 1997 was er al sprake van een Amerikaanse remake van Chows God of Cookery, door hem zelf te regisseren, maar met Jim Carrey in de hoofdrol. Hij bedankte uiteindelijk voor de eer, toen bleek dat hij te veel water bij de wijn moest doen.
En nu heeft Sony Pictures gevraagd om een vervolg op Kung Fu Hustle. Dat wordt nog een hele klus, want deel van de lol van Kung Fu Hustle is de ontwikkeling die het personage van Chow doormaakt. Die lijkt wel wat op die van het Keanu Reeves-personage in The Matrix, en we weten allemaal hoe het met het vervolg op die film (en met het vervolg op dat vervolg) is afgelopen.