Regisseur Levy, zelf joods, voelde al langer de behoefte om de holocaust en de Duitse volgzaamheid uit te leggen, maar wist aanvankelijk niet hoe. Hij vond de juiste manier in komedie: 'Ik kan het alleen door de zaken tot in het absurde te overdrijven', zegt hij in een interview.
De regisseur noemt Begnini's La vita è bella als zijn grote voorbeeld: in deze komedie beschermt een vader zijn zoontje voor de wreedheden van een concentratiekamp door te doen alsof het een spel is.
In Mein Führer krijgt een joodse acteur de kans om Hitler te doden. Wanneer dit niet lukt, laat hij de dictator allerlei vernederende opdrachten uitvoeren. Zo moet Hitler op handen en knieën blaffen als een hond en wordt zijn snor afgeschoren.
Levy vond dat het tijd werd om de Tweede Wereldoorlog en de holocaust op een nieuwe manier neer te zetten: 'Altijd realistische oorlogsfilms maken, daar word je lui van. En we leren er niets van .'