De feiten
Geboren: 23 maart 1942, Beieren, Duitsland
Actief als: regisseur, scenarioschrijver, acteur
Eerste film: Drei
Wegen zum See (1976)
Prijzen: werd op het Festival van Cannes
meerdere malen genomineerd voor een Gouden Palm en won er in 2005 de prijs voor
beste regie voor Caché, in 2001 de Grote Jury Prijs voor La pianiste en ontving
in 2000 de Oecumenische Jury prijs voor Code Inconnu, werd in 2002 genomineerd
voor een BAFTA Award voor La pianiste, won op de Viennale van 1992 de Vienna
Film Award voor Benny’s Video en kreeg in 2006 een Étoile d'Or voor Caché.
Beste film
Caché (2005). Een ijzingwekkende, eigenzinnige
whodunnit, waarin veel meer verborgen zit dan het vermogen de kijker een gevoel
van ongemak en onbehagen te bezorgen. In lange statische shots ontvouwt Haneke
een intelligent gelaagde thriller. Zonder spanning te verliezen en zonder het er
dik bovenop te leggen, kaart de regisseur actuele vragen aan over schuld,
verantwoordelijkheid, angst en arrogantie. Caché sleept mee en daagt de kijker
uit, zowel op politiek als persoonlijk niveau. Ook zien: Benny’s Video (1992),
La Pianiste (2001) en Funny Games (1997).
Slechtste film
Das Schloss (1997). Hoewel Haneke meerdere boekbewerkingen achter zijn naam
heeft staan, slaagt hij er in Das Schloss (een televisiefilm naar het
onafgemaakte boek van Franz Kafka) niet in de essentie van Kafka’s werk te
vangen. De regisseur richt zich in de verfilming niet zo zeer op het verhaal,
maar eerder op het gevoel van verstoring en verwarring dat met het verhaal
gepaard gaat. Zoals vaker in Haneke’s werk ontbreekt het dan ook niet aan
intensiteit. Toch belet juist zijn neutrale houding tegenover het verhaal Haneke
de metaforen uit Kafka’s diepgelaagde werk goed te kunnen verbeelden. Ook is de
film te hectisch en gehaast om recht te doen aan zowel Kafka als Haneke zelf.
Handelsmerk
In Haneke’s films komen vaak kleine, plotselinge
uitbarstingen van extreem geweld voor, die meestal buiten beeld plaatsvinden.
Films als Funny Games en Benny’s Video zijn vooral gericht tegen gratuit geweld
. Haneke’s werk is in essentie misantropisch en biedt een grimmige kijk op de
westerse welvaartsmaatschappij. De regisseur hekelt de leugen van het realisme
zoals die zich voordoet in Hollywoodfilms, in het bijzonder het gemak waarmee
geweld wordt toegepast. In bijna al zijn werk wil hij laten zien hoe gemakkelijk
de waarneming van de bioscoopbezoeker te manipuleren blijkt. Om het realisme
van de film te relativeren gebruikt Haneke regelmatig fragmenten met zwart beeld
. Ook maakt de regisseur vaak gebruik van lange, statische shots en diëgetisch
geluid (geluid dat zich alleen op de set voordoet). Haneke doet in zijn films
direct of indirect altijd een beroep op de kijker. Door het zien van zijn films
dient de kijker zich bewust te worden van zijn eigen relatie tot bijvoorbeeld
zinloos geweld of de multiculturele westerse samenleving.
Michael Haneke over Michael Haneke
‘Het is contraproductief om
als regisseur politieke zaken te verkopen. Ik ben geen meningenman. Ik zeg iets
over de wereld aan de hand van beelden en hoop dat de wijze waarop ik die
beelden rangschik iets losmaakt bij de toeschouwer. Ik hoop mensen iets te laten
doorzien.’
(Cinema.nl, 2001)
‘In al mijn films hebben vrouwen
de beste rollen. Het gevoelsleven van vrouwen interesseert me eenvoudig weg
meer. Mannen zijn saai. Waar dat vandaan komt, weet ik niet. Misschien moet ik
dat nog eens psychologisch laten onderzoeken.’
(NRC Handelsblad, 2008)
Over de muziek in La pianiste: ‘De keuze van de muziek was een van de leukste
dingen tijdens het maken van de film. Maar ik heb teveel respect voor muziek om
het simpelweg in mijn films te “gooien.” Daarom gebruik ik zelden muziek in mijn
films. Vaak wordt muziek alleen maar gebruikt om de mankementen van een film te
verdoezelen.’
(The Guardian, 2001)
‘We leven in een
maatschappij die gelardeerd is met geweld. Ik laat het op beeld zien omdat ik er
bang van ben en ik het belangrijk vind dat we erover nadenken. Al mijn films
gaan over dingen die ik sociaal relevant vind en al mijn films hebben te maken
met mijn eigen angsten. Ik behandel kwesties die ik oneerlijk of belangrijk vind
. Dingen die me op dramatisch vlak interesseren. Ik denk dat dingen die goed
gaan in de maatschappij moeilijk dramatisch te presenteren zijn. In de twintig
jaar dat ik in het theater werkte, heb ik één komedie geregisseerd en dat was
mijn enige fiasco. Ook zijn mijn films een protest tegen de mainstream cinema,
een reactie op de films die in de hedendaagse bioscopen draaien. Als de
mainstream films anders waren geweest, zouden mijn films ook anders zijn.’
(Bright Lights Film Journal, 2005)
‘Ik heb me lange tijd niet
willen afvragen waarom kunstuitingen in Oostenrijk altijd zo heavy zijn.
Bernhard, Jelinek, misschien ikzelf als filmauteur. Ik vermoed dat het komt
doordat Oostenrijkers wereldkampioen onder-het-tapijt-vegen zijn. Het tapijt is
heel schoon, het ziet er picobello uit, maar je mag er niet onder kijken. De
belangrijke kunstenaars hebben zich altijd gedwongen gevoeld daartegen te
polemiseren. Bij ons moet je schreeuwen om een beetje op te vallen en dan wordt
er nog niet naar je geluisterd. Wij kennen geen “staats auteurs” die alom
gerespecteerd worden in het land. Maar in het buitenland slaat onze kunst wel
heftig in.’
(De Groene Amsterdammer, 2001)
‘Toch vreemd dat ze
mij een onderwijzer noemen, dat ben ik net zo min als een maatschappelijk
werker. Het enige pedagogische element in mijn films is dat ik de toeschouwer
uitdaag zelf na te denken.'
(Cinema.nl, 1998)
‘Eigenlijk wilde
ik altijd pianist worden. Maar gelukkig voor mij was mijn stiefvader een
professionele muzikant. Op een dag nam hij me apart en zei: “Kijk Michael, het
is heel leuk dat je de hele tijd piano speelt, maar ik moet je zeggen dat het je
nooit gaat lukken.” Ik ben hem heel dankbaar voor zijn eerlijkheid. Er is niets
erger dan een matig getalenteerde muzikant.’
(New York Times, 2007)
‘Ik heb mijn vak in het theater en bij de televisie geleerd. Vooral het werken
met acteurs. Je kan veel meer in het theater leren dan wanneer je een film
regisseert, omdat je tijdens het draaien van een film geen tijd hebt om écht met
de acteurs te werken. Die vaardigheid moet je ergens anders opdoen. Die twintig
jaar van televisiefilms draaien en theater regisseren had niets te maken met
dat ik geen kans had om een echte film te maken, maar eerder met het feit dat ik
mijn eigen taal wilde vinden.’
(IndieWIRE, 2001)
‘Ik beschouw
mezelf niet als pessimist. Een pessimist maakt juist verstrooiende films. Dat
is iemand die het publiek dom inschat en meent dat het sowieso geen zin heeft om
serieuze onderwerpen te behandelen. De schrijvers die men voor pessimisten
houdt, zijn het nou juist niet. Die kaarten problemen aan, schudden wakker. Al
geloof ik niet dat ik met mijn film iets kan veranderen. Ik geloof alleen dat de
wereld zonder kunst slechter af is.'
(Cinema.nl/de Volkskrant, 2008)
‘Ik ben beschuldigd van het “verkrachten” van mijn publiek in mijn films, en ik
geef dat vrijwillig toe – alle films misbruiken op een of andere manier de
kijker. Wat anders is aan mijn films is dit: ik probeer de kijker tot
onafhankelijkheid te verkrachten.’
(New York Times, 2007)
Op Scherp: Michael Haneke
‘Ik beschouw mezelf niet als pessimist’
Totdat zijn stiefvader hem vertelde dat hij het op muzikaal gebied nooit zou halen, wilde de Oostenrijkse filmauteur Michael Haneke professioneel pianist worden. Opvallend voor iemand die zelden muziekscores in zijn films gebruikt. De regisseur laat zijn liefde voor muziek meestal anders blijken. Zo opent zijn nieuwste film Funny Games U.S., Haneke’s Amerikaanse remake van zijn eigen film uit 1997, met een onschuldig vragenspelletje over klassieke muziek. Toch verloopt de film net zo grimmig als zijn Duitstalige voorganger.