Uit: IDFA-catalogus, Amsterdam, 2000.
'Op zoek naar sprokkelaars die leven van weggegooid of verweesd voedsel, stuit Agnes Varda op de meest opmerkelijke figuren. Een barvrouw verzamelde vroeger het graan dat na de oogst overbleef; niets mag verloren gaan. Ook wijnbouwers krijgen na de druivenpluk bezoek van mensen die de niet geplukte restanten mee naar huis willen nemen.
Een van die wijnbouwers blijkt er een dubbelleven als psychoanalyticus op na te houden en ontwikkelde op eigen houtje een anti-ego-filosofie. Ook een chef- kok met een Michelin-ster is vaak te vinden in de heuvels, waar hij rijp fruit en verse kruiden plukt, die hij diezelfde dag nog in de keuken verwerkt. Hij huldigt het idee dat men met respect met voedsel om moet gaan.
Desalniettemin zijn er genoeg aardappeltelers die enorme bergen piepers weggooien omdat ze te groot waren of raar gevormd, terwijl ze nog prima te eten zijn, zo ontdekken een aantal scharrelaars, die ook nog een lekker kippenboutje in de containers bij een restaurant vinden om hun maal te completeren.
Agnes Varda brengt hen speels en liefdevol in beeld, en schroomt niet om zijwegen in te slaan als ze iets interessants tegen het lijf loopt; zoals het klokje zonder wijzers dat in haar ogen perfect is, omdat het de tijd niet aangeeft.
Ze weidt dan ook soms ineens met zelfspot uit over haar ouderdom, of filmt met haar ene hand haar andere hand, waarmee de film tevens een verkapt zelfportret is geworden. Filmen is ook sprokkelen.'