Omdat Ole Sohn van 1987 tot 1991 voorzitter was van de DKP (de Deense Communistische Partij) krijgt hij als eerste buitenlander in 1991 toegang tot de KGB-archieven. In 1998 keert hij terug naar die archieven. Om samen met regisseur Tómas Gislason een documentaire te maken over de Deense communist Arne Munch-Petersen en diens landgenoot Claus Jensen, een zeeman. Beiden verdwenen in 1937 van de Russische aardbodem. Slachtoffers van de terreuracties onder Stalin.
Na een ook voor 1998 nog behoorlijk moeizame tocht langs de verschillende archieven komt de waarheid over hun verdwijning langzaam boven tafel. Munch-Petersen, een vooraanstaand lid van de DKP, werd in juli 1937 opgepakt omdat hij bevriend was met de in ongenade gevallen voorzitter van de Comintern (De Communistische Internationale); Jensen werd zes maanden later opgepakt, louter en alleen omdat Munch-Petersen hem had geholpen met het opzetten van een bestaan in Moskou.
Wat Munch-Petersen en Jensen moeten hebben doorgemaakt wordt in de documentaire op intelligente wijze voelbaar gemaakt. Middels gesprekken met lotgenoten wordt de kijker duidelijk door welke hel beide mannen zijn gegaan. Zo krijgt de spaarzame informatie die de makers boven tafel konden krijgen meer diepte, en wordt het lijden van de twee minder afstandelijk.
Met veel archiefmateriaal begeleidt Gislason het gesproken woord, en alsof de MTV-generatie niet bij voorbaat mocht worden afgeschrikt wordt het allemaal flitsend (soms iets te flitsend) in beeld gebracht. Dat ging echter niet ten koste van de inhoud. De makers gingen integer met het materiaal om, zochten geen politiek gewin, en slaagden erin om naast de persoonlijke ontberingen van Munch-Petersen en Jensen ook die van alle naamloze slachtoffers onder Stalin aan de geschiedenis te ontrukken. Den Højeste Straf viel onder meer op de festivals in Bornholm en Odense in de prijzen.
Den Højeste Straf
- Tómas Gislason
Denemarken 2000, 89 min.
Gerhard Busch