In Serbie année zéro keert één beeld terug: regisseur Goran Markovic die vertwijfeld op de weegschaal gaat staan. Een beeld waarmee hij ietwat geforceerd laat zien dat zijn geweten er maar niet lichter op wordt. Hij vindt dat hij zich als intellectueel te weinig verweerd heeft tegen de dictatuur van Milosevic , al probeert hij zichzelf voortdurend van het tegendeeel te overtuigen.
Serbie année zéro stelt aan maker en toeschouwer dan ook dezelfde vraag: wanneer verkoop je je ziel aan de duivel? Wanneer je niet de straat opgaat maar je woede omzet in kunst? Wanneer je de strijd tegen het kwaad gebruikt om jezelf als goed te definiëren? Telkens weer confronteert Markovic zixchzelf met zijn verleden. Hij discussieert met verwante denkers en kunstenaars, vraagt zich af hoe vooormalige vrienden de kant van Milosevic konden kiezen, en onderwerpt zijn eigen films aan een grondige analyse.
Deze zoektocht naar identiteit en verantwoordelijkheid heeft Markovic inventief vormgegeven. Gespeelde scènes uit zijn leven gaat naadloos over in speelfilmfragmenten en documentaire beelden, waardoor de samenhang zichtbaar tussen Markovic' eigen geschiedenis en die van zijn land.
Hier en daar dreigt Serbie année zéro te verzanden in een al te persoonlijk ego-document, met name wanneer Markovic op de kop krijgt van zijn zichtbaar verbitterde dochter. Niettemin boeit de film van begin tot eind, juist omdat hij een diepe duik neemt in een bijzonder troebele periode. En omdat zo duidelijk wordt hoe iemand als Markovic kan zeggen dat hij zijn vijand mist . 'De oorlog was de beste tijd van mijn leven. Nu heb ik niks.'