In de legendarische films van Jacques Tati levert zijn creatie Monsieur Hulot een constant, hilarisch gevecht met de verworvenheden van de moderne tijd - althans met hetgeen optimistische vormgevers en architecten verwachtten dat de nabije toekomst brengen zou. Massaconsumptie, de ontwikkeling van de moderne voorsteden, toenemende vrije tijd, nieuwe methoden van vervoer, dat waren toen de thema's die centraal stonden in een nieuwe, hoopvolle na-oorlogse architectuuropvatting.
In zijn kleine oeuvre plaatste Tati steeds humoristisch-kritische kanttekeningen bij het geloof dat technische vooruitgang de massa zou verheffen en bevrijden: keer op keer loopt Monsieur Hulot vast op de innovaties die de moderne tijd op zijn pad brengt. De automatische deuren van het kantoor (Playtime), de camper vol technische snufjes (Trafic), de geautomatiseerde villa als levende machine (Mon Oncle), het zijn stuk voor stuk obstakels waarmee Hulot een vertederende strijd voert, in lang uitgesponnen, briljant uitgewerkte slow-slapstick scènes.
Bij het terugzien van Tati's films (zijn zes meesterwerken werden gemaakt tussen 1949 en 1973) bevangt je een overweldigende heimwee naar die toekomst van gisteren, naar de prachtig vormgegeven leefomgeving die men toen voorzag als het op til zijnde ideaal, naar al die dingen die het leven makkelijker zouden maken.
Uit Tati's films blijkt zijn haat-liefde verhouding met de functies van de moderne stad (wonen, werken, vrije tijd, verkeer en historisch erfgoed). Tati maakte de zegeningen van de moderniteit op een subtiele manier bespottelijk, maar hij beet zich niet vast in een reactionair kritische houding. De decors van zijn vaste ontwerper Jacques Lagrange zijn steeds kundige hoogstandjes van visionaire vormgeving en architectuur, en het is dat aspect van Tati's films dat centraal staat in de kleine expositie 'Tatirama' in het NAi.
Lagrange was meer dan alleen ontwerper bij Tati's films. Uit de ongeveer 50 schetsen die Tatirama toont blijkt dat Lagrange niet alleen de decors vorm gaf, maar samen met Tati de scenario's schreef en de scenografie van de grappen uitwerkte. Naast de schetsen en tekeningen van Lagrange toont Tatirama de gebruikelijke filmposters, en op een vijftal tv-monitoren filmfragmenten die gerangschikt zijn naar Le Corbusiers indeling van de moderne stadsfuncties.
De tentoonstelling is zo opgezet dat de bezoeker het gevoel moet krijgen in een bioscoop te zijn. Op kris kras opgehangen schermen worden filmstills geprojecteerd, waaroverheen tweetalige statements lopen over de essentie van Tati's relatie tot de moderne architectuur . Op deze manier wordt de tentoonstelling nogal een leesoefening, waarbij de boodschap van Tati's ambivalente houding jegens het modernisme in de architectuur wel erg vaak in steeds andere bewoordingen herhaald wordt.
Maar het pièce de résistance dat een bezoek aan Tatirama geheel rechtvaardigt, is de schitterend gedetailleerde maquette van de Villa Arpel (met beeldentuin) uit Mon Oncle. De filmset uit 1958 werd speciaal voor deze tentoonstelling op een schaal van 1:10 nagebouwd, en toont prachtig Tati's opvatting over moderne architectuur.
De Villa Arpel biedt een steriel en kil toekomstbeeld, een huis waarin alles geautomatiseerd is, en toch het leven niet makkelijker wordt. Alle gadgets uit de film zijn herkenbaar aanwezig, en door op een knopje te drukken kan de bezoeker zelfs hier en daar de Villa tot leven wekken: het hek gaat open, de hond gaat blaffend richting garage en uit de vertrekken komen de huis- tuin en keukengeluiden van een familie in verwarring.
Een bezoek aan Tatirama is vooral een perfecte opmaat om in de stemming te komen voor de vertoning van de gerestaureerde kopieën van Mon Oncle, Jour de Fête, Les Vacances de Monsieur Hulot en Playtime, deze herfst in het Amsterdamse Filmmuseum. Want laten we wel wezen: er gaat toch echt niets boven de films zelf .
Tatirama werd oorspronkelijk samengesteld door het Institute Francaise d 'Architecture in Parijs, en is t/m 27 april te zien in het Nederlands Architectuurinstituut in Rotterdam.