De feiten
Geboren op 23 juli 1938
Actief
als: Regisseur, acteur, scenarist
Eerste film: Het gangstermeisje (
1966)
Prijzen: Won het Gouden Kalf voor beste regie voor Leedvermaak
(1989) en de miniserie Bij nader inzien (1991); werd genomineerd voor een
Gouden Beer voor Het gangstermeisje (1966).
Beste film
De VPRO-miniserie Bij nader inzien is zonder meer zijn beste werk. IJzersterk
spel en een onderhoudend verhaal over een groep studenten na afloop van WO II.
Officieel telt dat niet als film, dus daarom noemen we hier ook graag Weisz’
trilogie, die hij onlangs afrondde. Een intrigerend geheel, vooral doordat de
formidabele cast niet veranderde in de 20 jaar waarin de drie films werden
gemaakt. De fysieke veranderingen van de acteurs zorgen voor extra melancholie (
let vooral op het veranderende gelaat van Pierre Bokma). Leedvermaak (1989), Qui
vive (2001) en Happy end (2009) vormen in feite samen één film over een joodse
familie die worstelt met het Holocaustverleden. Los bekeken verliezen de films
betekenis, maar de ironie wil dat de herhaling van conflicten vermoeiend wordt
als ze achter elkaar worden bekeken. Desalniettemin een opmerkelijk werk.
Slechtste film
Het gangstermeisje is een mooi gestileerde film,
maar is storend doordat een aantal acteurs geen Nederlands sprak; gesprekken
werden later nagesynchroniseerd. De monden lopen verre van gelijk met de
geluidsband, en staan soms zelfs stil terwijl een stem doorspreekt. Het is de
uiteindelijke geloofwaardigheid van de film niet ten goede gekomen. Wie zich
echter over de vervreemdende gesprekken heen zet, kan genieten van een echte
Nederlandse nouvelle vague-film.
Handelsmerk
Weisz
is geen filmer van gebeurtenissen, maar duikt vaak in de psychologie van zijn
personages. Zijn films zijn karakterschetsen waarin acteurs centraal staan. Zijn
drieluik over een getraumatiseerde joodse familie is hèt voorbeeld van een
Frans Weisz-film. De trilogie leunt volledig op de botsende karakters en is,
omdat Weisz zelf joods is, een zeer persoonlijk werk.
Frans
Weisz over Frans Weisz
‘Film is een fantastische leugenmachine.’
(de Volkskrant, 1997)
‘Alles is begonnen als ijdelheid en
koketterie. Dat wil ik voorop stellen. Dat ik mijn films niet meer wil zien, dat
ik niet meer in de zaal durf te zitten tijdens de film, het is allemaal
begonnen als het oprichten van een eigen totempaal, een bijgelovig iets. Maar
waar niemand je voor heeft gewaarschuwd als je jong bent is dat je zó gaat
geloven in al dat bijgeloof dat het een oprechte fobie wordt. Ik ben zo
langzamerhand dát geworden wat uit ijdelheid, onzekerheid en een poging van 'hou
van me, hou van me, hou van me' - want dat zit natuurlijk door alles heen - is
begonnen.’
(De filmkrant, 1995)
‘Ik heb een enorme bewijsdrift
. Alles was er zo op gericht dat ik er níet zou zijn, dat ik geen dag voorbij
laat gaan waarop ik niet roep: hier ben ik! Ik ben er nog steeds. Probeer zelfs
maar niet te bedenken hoe het leven eruit zou zien zonder mij.’
(Trouw,
2008)
‘Toen ik begon, deed ik alles onbewust en intuïtief. Ik werkte
puur op gevoel en dacht niet na over manieren waarop je iets kunt vertellen.
Van découpage had ik nooit gehoord. Aan één kant vind ik het jammer dat ik de
dingen nu bewuster doe, want ik wil op mijn gevoel durven blijven vertrouwen.’
(Parool, 2008)
‘Of ik me ooit voor films schaam? Ja. Nee. Nee, ik
kan het me niet permitteren om me voor een film te schamen. Je maakt zo’n film
met honderdvijftig mensen, iedereen heeft er z’n liefde en energie ingestoken.
Als ik me dan ga schamen, dan sleur ik al die anderen mee. Dus nee. Maar ik denk
soms wel: “Stom. Waarom heb je bij dat project niet eerder aan de noodrem
getrokken?” Naakt over de schutting was het vervolg op De inbreker. De Inbreker
was een succes, dus maakten we een opvolger. Vanuit het ideaal: eerst even
lekker snel een filmindustrie opzetten en daarna de films draaien de we ècht
willen maken. Maar ik bleek absoluut ongeschikt, mijn karakter kan zo helemaal
niet denken. En het gevolg is dat je ontrouw bent aan je oorspronkelijke ideaal
, aan je muzisch gevoel.’
(Parool, 1989)
Over Leedvermaak:
‘Ik
heb deze film zonder bepaalde bedoelingen gemaakt. Hoewel hij dichter bij
mezelf ligt dan andere films, heb ik veel minder idee wat hij bij het publiek
zal gaan doen. Ik heb hem gemaakt zoals ik ademhaal, de film is heel organisch
gegroeid. De vraag “waarom heb ik het zo gedaan?” komt dan pas achteraf.’
(Utrechts Weekblad, 1989)
‘Ik ga er vanuit dat mensen mijn films
vreselijk vinden, tot ze het tegendeel beweren. En dan geloof ik ze niet.’
(de Volkskrant, 1995)