Ondanks dat regisseur Frans Weisz al 45 jaar in het vak zit, zijn lang niet al zijn films bekend geworden bij een groot publiek. Zijn meest populaire film is waarschijnlijk de thriller De inbreker. Het was een van zijn eerste films, er volgden er nog tientallen. Het meest opmerkelijke werk daaruit is de trilogie over een joodse familie, die hij nu met Happy end heeft afgerond. De cast van het drieluik bleef in 20 jaar tijd onveranderd; uniek voor de Nederlandse film. We nemen de man, die nog bij de eerste lichting van de Filmacademie hoort, onder de loep.

De feiten
Geboren op 23 juli 1938

Actief als: Regisseur, acteur, scenarist

Eerste film: Het gangstermeisje ( 1966)

Prijzen: Won het Gouden Kalf voor beste regie voor Leedvermaak (1989) en de miniserie Bij nader inzien (1991); werd genomineerd voor een Gouden Beer voor Het gangstermeisje (1966).

Beste film
De VPRO-miniserie Bij nader inzien is zonder meer zijn beste werk. IJzersterk spel en een onderhoudend verhaal over een groep studenten na afloop van WO II.
Officieel telt dat niet als film, dus daarom noemen we hier ook graag Weisz’ trilogie, die hij onlangs afrondde. Een intrigerend geheel, vooral doordat de formidabele cast niet veranderde in de 20 jaar waarin de drie films werden gemaakt. De fysieke veranderingen van de acteurs zorgen voor extra melancholie ( let vooral op het veranderende gelaat van Pierre Bokma). Leedvermaak (1989), Qui vive (2001) en Happy end (2009) vormen in feite samen één film over een joodse familie die worstelt met het Holocaustverleden. Los bekeken verliezen de films betekenis, maar de ironie wil dat de herhaling van conflicten vermoeiend wordt als ze achter elkaar worden bekeken. Desalniettemin een opmerkelijk werk.

Slechtste film
Het gangstermeisje is een mooi gestileerde film, maar is storend doordat een aantal acteurs geen Nederlands sprak; gesprekken werden later nagesynchroniseerd. De monden lopen verre van gelijk met de geluidsband, en staan soms zelfs stil terwijl een stem doorspreekt. Het is de uiteindelijke geloofwaardigheid van de film niet ten goede gekomen. Wie zich echter over de vervreemdende gesprekken heen zet, kan genieten van een echte Nederlandse nouvelle vague-film.

Handelsmerk
Weisz is geen filmer van gebeurtenissen, maar duikt vaak in de psychologie van zijn personages. Zijn films zijn karakterschetsen waarin acteurs centraal staan. Zijn drieluik over een getraumatiseerde joodse familie is hèt voorbeeld van een Frans Weisz-film. De trilogie leunt volledig op de botsende karakters en is, omdat Weisz zelf joods is, een zeer persoonlijk werk.

Frans Weisz over Frans Weisz
‘Film is een fantastische leugenmachine.’
(de Volkskrant, 1997)

‘Alles is begonnen als ijdelheid en koketterie. Dat wil ik voorop stellen. Dat ik mijn films niet meer wil zien, dat ik niet meer in de zaal durf te zitten tijdens de film, het is allemaal begonnen als het oprichten van een eigen totempaal, een bijgelovig iets. Maar waar niemand je voor heeft gewaarschuwd als je jong bent is dat je zó gaat geloven in al dat bijgeloof dat het een oprechte fobie wordt. Ik ben zo langzamerhand dát geworden wat uit ijdelheid, onzekerheid en een poging van 'hou van me, hou van me, hou van me' - want dat zit natuurlijk door alles heen - is begonnen.’
(De filmkrant, 1995)

‘Ik heb een enorme bewijsdrift . Alles was er zo op gericht dat ik er níet zou zijn, dat ik geen dag voorbij laat gaan waarop ik niet roep: hier ben ik! Ik ben er nog steeds. Probeer zelfs maar niet te bedenken hoe het leven eruit zou zien zonder mij.’
(Trouw, 2008)

‘Toen ik begon, deed ik alles onbewust en intuïtief. Ik werkte puur op gevoel en dacht niet na over manieren waarop je iets kunt vertellen. Van découpage had ik nooit gehoord. Aan één kant vind ik het jammer dat ik de dingen nu bewuster doe, want ik wil op mijn gevoel durven blijven vertrouwen.’
(Parool, 2008)

‘Of ik me ooit voor films schaam? Ja. Nee. Nee, ik kan het me niet permitteren om me voor een film te schamen. Je maakt zo’n film met honderdvijftig mensen, iedereen heeft er z’n  liefde en energie ingestoken. Als ik me dan ga schamen, dan sleur ik al die anderen mee. Dus nee. Maar ik denk soms wel: “Stom. Waarom heb je bij dat project niet eerder aan de noodrem getrokken?” Naakt over de schutting was het vervolg op De inbreker. De Inbreker was een succes, dus maakten we een opvolger. Vanuit het ideaal: eerst even lekker snel een filmindustrie opzetten en daarna de films draaien de we ècht willen maken. Maar ik bleek absoluut ongeschikt, mijn karakter kan zo helemaal niet denken. En het gevolg is dat je ontrouw bent aan je oorspronkelijke ideaal , aan je muzisch gevoel.’
(Parool, 1989)
Over Leedvermaak:
‘Ik heb deze film zonder bepaalde bedoelingen gemaakt. Hoewel hij dichter bij mezelf ligt dan andere films, heb ik veel minder idee wat hij bij het publiek zal gaan doen. Ik heb hem gemaakt zoals ik ademhaal, de film is heel organisch gegroeid. De vraag “waarom heb ik het zo gedaan?” komt dan pas achteraf.’
(Utrechts Weekblad, 1989)

‘Ik ga er vanuit dat mensen mijn films vreselijk vinden, tot ze het tegendeel beweren. En dan geloof ik ze niet.’
(de Volkskrant, 1995)