Het benauwde strijdtoneel in het komische drama Carnage is een chique
appartement in New York. Hier wonen Penelope (
Jodie Foster) en Michael (
John C. Reilly), die bezoek krijgen van Nancy (
Kate Winslet) en Alan (
Christoph Waltz). De elfjarige zonen van beide stellen hebben gevochten, met
bloedige gevolgen, en de ouders hebben besloten een gezamenlijke verklaring op
te stellen om gedoe met de verzekering te voorkomen. De vrouwen hopen de zaak
bovendien in alle volwassenheid uit te kunnen praten.
Het bezoek
begint vluchtig en beleefd. Nancy en Alan houden de jassen aan en, vooruit,
lusten nog wel een snel kopje koffie. Behalve over de ruzie wordt er
oppervlakkig over kunst en politiek gesproken en al gauw wordt de sfeer vileiner
. Er komt drank in het spel, er wordt een tafel ondergekotst en binnen anderhalf
uur is de boel onherstelbaar ontploft.
Carnage is een bewerking
van een toneelstuk (The God of Carnage van Yasmina Reza, een succes op Broadway
), en dat is te merken. Hoewel Polanski en zijn cameraman
Pawel Edelman (The Pianist) de visuele mogelijkheden van het zorgvuldig
ingerichte appartement effectief benutten, blijft het gefilmd toneel: alles
draait om de interactie tussen de personages, en de mise-en-scène – de stellen
lopen tot tweemaal toe naar de lift en weer terug, iemand doet geregeld een stap
opzij om te bellen, een ander ijsbeert orerend door de kamer – houdt iets
gekunstelds.
Is dat erg? Voor wie van stevig acteerwerk houdt niet.
De cast, op papier al formidabel, maakt de belofte helemaal waar. Elk personage
krijgt meerdere momenten om te schitteren, waarbij Waltz als cynische advocaat
heerlijk onderkoeld tegenwicht biedt aan de schmierende dames en de steeds
lompere Reilly.
Als demasqué van de Westerse beschaving – een
flinterdun vernislaagje waar egoïsme, arrogantie, kleinzieligheid en wanhoop
achter schuilen – is Carnage niet echt verrassend. Het zijn vooral de snel
wisselende machtsverhoudingen die fascineren: de mannen tegen de vrouwen, de
stellen tegen elkaar, de stellen onderling, ieder individu voor zich. Een flauw
koosnaampje of een goede whisky blijkt voldoende om alles overhoop te gooien.
Het laatste shot van kinderen op een schoolplein laat weinig te raden over.
Een film die zich in real time afspeelt binnen vier muren, laat dat maar aan Roman Polanski over. De Frans-Poolse regisseur, 78 intussen, heeft een voorliefde voor beklemmende locaties: boten (Knife in the Water, Bitter Moon), eilanden (Cul-de-Sac, The Ghostwriter) en appartementen (Repulsion, Rosemary’s Baby). In hun gevangenschap tonen zijn personages hun ware, getergde aard.