Soms komt die nadruk in de vorm van een clichébeeld, zoals van een bloem die
weerbarstig tussen de stoeptegels overleeft. Soms in de vorm van onnodig
expliciete tekst (‘Ik ben hier niet goed in,’ zegt een bejaarde vrouw die haar
zelfdoding voorbereidt. Ja, wie wel, denk je dan.) En soms is een hele scène
ongeloofwaardig, zoals wanneer twee geliefden elkaar ondanks een schijnbaar
onoverbrugbare emotionele kloof plotseling toch weten te vinden en op straat
beginnen te dansen. Op zulke momenten doet de film geforceerd aan.
Toch is Lotus zeker de moeite waard. Simons maakte samen met scenarist Philip
Delmaar al eerder een mozaïekfilm, de korte film Kinkerstraat (2006), toch
blijft een mozaïekfilm voor filmmakers een verdomd lastige vorm. Maak al die
verschillende verhalen maar eens boeiend en weet ze maar eens soepel met elkaar
af te wisselen. Vooral de ongedwongen manier waarop dat laatste hier gebeurt,
zorgt voor een overtuigend debuut. Bovendien wordt er vaak goed geacteerd.
Vooral Chris Zegers en Georgina Verbaan vallen op in een episode over een man
die revalideert na een ernstig ongeluk.
Al konden de makers de
verleiding niet weerstaan om sommige verhalen een keurig einde te geven – de
dansende geliefden – het siert ze dat ze het einde van andere episodes juist
open lieten – zoals over een man die worstelt met zijn homoseksualiteit of over
een gescheiden stel met een autistische zoon (gespeeld door Joris Smit, daarvoor
genomineerd voor een Gouden Kalf). Dat zijn ook precies de episodes die je na
afloop bijblijven.
Haven't we been here before, klinkt het in een van de nummers op de soundtrack van Pascale Simons’ speelfilmdebuut Lotus. En inderdaad, haar grotestadsmozaïek met vijf verhaallijnen over eenzaamheid en emotionele remmingen voelt bekend. Niet omdat zulke films wel vaker over eenzaamheid en emotionele remmingen gaan, maar omdat Lotus soms in herhaling vervalt en het drama hier en daar te dik is aangezet.