Het verhaal is gebaseerd op een echte gebeurtenis, dat helpt alvast. De Parijse miljonair Philippe ( François Cluzet, die een broer zou kunnen zijn van Dustin Hoffman) is tot aan zijn nek verlamd en heeft al vele verzorgers versleten. Tot zijn irritatie behandelen ze hem allemaal met fluwelen handschoenen. Dan de jonge Senegalees Driss (nieuwkomer Omar Sy), een boom van een vent uit de banlieues, die alleen komt solliciteren om zijn uitkering te kunnen behouden. Zijn nonchalante houding kan Philippe wel waarderen; hij daagt de jongen uit twee weken op proef te komen werken.
Twee volslagen tegenpolen die er noodgedwongen het beste van moeten maken – de basis voor een traditionele buddy-komedie is gelegd . En jawel, er bloeit al snel iets moois op tussen de vrijpostige Afrikaan en de – letterlijk en figuurlijk – verkrampte intellectueel. Philippe leert weer van het leven genieten en Driss wordt op zijn beurt een gezond werkethos bijgebracht , en wat goede smaak.
Achterhaalde racistische onzin, oordeelden sommige recensenten. Daar zit iets in, op papier ziet het er niet best uit: de olijke, ongemanierde zwarte die als hulpje van de rijke blanke wat beschaving meekrijgt. Anderzijds volgt Intouchables zo’n geijkte formule, vol archetypen en haast oubollige vrolijkheid, dat die politiek correcte blik veel te kort door de bocht is. Deze allochtoon staat zijn mannetje wel, en heeft die bekakte blanken minstens zoveel te leren als andersom.
Bovendien: het is toch echt zo gebeurd? Nou ja, ook dat moet met een korrel zout worden genomen. Ten eerste is de echte Driss een Arabier die Abdel heet, ten tweede is de geschiedenis met zo’n Hollywoodsaus overgoten dat de echte wereld er weinig meer mee te maken heeft. Intouchables is een sprookje waarin zware fysieke handicaps en serieuze gettoproblemen worden overwonnen met een lekker nummertje Earth, Wind & Fire, en een jointje op z’n tijd.
Kennelijk ziet het grote publiek zo’n sprookje momenteel wel zitten. En dat is begrijpelijk, want het verhaal wordt smakelijk opgediend. De hoofdpersonen hebben een aanstekelijke chemie, met Cluzet als sympathieke ‘straight man’ en Sy als komische natuurkracht. Zonder glimlach de bioscoop verlaten is haast niet te doen.
Wie zich desondanks niet over de stereotyperingen heen kan zetten, kan altijd nog op zoek gaan naar die andere Franse film over een man met een dwarslaesie: Le scaphandre et le papillon van Julian Schnabel. Ook opbeurend, en een stuk realistischer.
Zo’n beetje een op de drie Fransen zou de bioscoop hebben bezocht voor de film Intouchables. En intussen stromen de massa’s in Duitsland en België ook al toe. Wat is het geheim achter deze toch behoorlijk conventionele feelgoodfilm?