Het filmportret van de twee blijkt als een schilderij van de meester zelf,
zonder groots drama en met een nadruk op kleur en licht. Dat is betoverend mooi
, maar op het witte doek ook dodelijk saai.
Tegen het einde van
zijn leven brengt de schilder (
Michel Bouquet) zijn dagen door in een rolstoel. Een penseel moet aan zijn
door reuma geplaagde hand worden vastgebonden om nog te kunnen schilderen en hij
slaapt in een kooiconstructie om minder pijn te hebben. De dagelijkse routine
wordt doorbroken als collega Henri Matisse het meisje Andrée (
Christa Theret) naar hem doorverwijst.
Hoewel de inspiratie niet
bepaald van het beeld spat blijkt Andrée de muze die de man, en daardoor zijn
werk, laat opbloeien. Ze loopt naakt door de tuin of ligt parmantig op een bank
terwijl Renoir haar schoonheid vastlegt op het doek. Cameraman Mark
Lee Ping-Bin, die meewerkte aan onder andere
In the Mood For Love, laat de camera traag glijden en toont een
onwaarschijnlijk fraai schouwspel van licht en gesatureerde kleuren.
Visueel is er veel om van te genieten, maar spannend wordt het nooit. Zelfs
niet als Jean (
Vincent Rottiers) gewond terugkomt uit de oorlog en verliefd wordt op Andrée
. Vader en zoon hebben wat milde aanvaringen met elkaar over schilderen, oorlog
en de zin van het leven, maar echt drama blijft uit. Als er tussendoor wat quasi
-artistieke momenten zijn waarin verf oplost in een glas water terwijl de piano
pingelt, neemt de film zelfs een groteske gezapigheid aan.
Tijdens
het schilderen mompelt Pierre-Auguste toelichtingen als ‘het is de kleur, niet
de lijn, die de structuur moet bepalen’, en ‘ik simplificeer’. Regisseur Gilles
Bourdos lijkt volgens die wijsheden zijn film gemaakt te hebben – schilderkunst
en cinema blijken niet voor niets verschillende disciplines. Ondanks de prachtig
geschoten beelden zijn de Wikipedia-pagina’s over vader en zoon interessanter
materiaal om een paar uur mee door te komen.
Een van de grote meesters van het impressionisme, Pierre-Auguste Renoir, en zijn zoon Jean, de door Orson Welles ‘greatest of all’ genoemde regisseur van onder andere La Grande Illusion, vormen een intense clustering van cultuur en dus boeiend materiaal. Zeker tegen het decor van de Eerste Wereldoorlog en met een muze die tussen de twee mannen in komt te staan. Zou je denken.