In een niet gespecificeerde, afgelegen Franstalige regio ploetert jonge
veehouder Johann (
Vincent Rottiers) zich op de van vader geërfde boerderij tegen beter weten
in door een hongerbestaan. Ondanks het vooruitzicht van hogere inkomsten, stemt
hij er in de coöperatie waartoe hij behoort tegen om zijn dieren al op
kalverleeftijd aan Italiaanse handelaren door te verkopen. Dat is namelijk niet
in de geest van zijn overleden pa. Met die koppigheid roept Johann het noodlot
over zich af.
In plaats van naar Terrence Malicks
Badlands en postmoderne westerns te lonken had Shank misschien oplettender
naar enkele Franse films over het eigenlijke onderwerp moeten kijken.
Raymond Depardon registreerde in zijn empathische documentairedrieluik
Profils paysans (2001-2008) naast de eenzaamheid ook lichtere momenten van het
harde boerenbestaan. In de prachtige akkerballade
C’est quoi la vie (1999) toonde
François Dupeyron, behalve een oude boer die zich verhangt, de woeste
schoonheid van de natuur en het leven. Boerenwijsheid: ook na diepste
plattelandsduisternis schijnt de zon.
In l’Hiver dernier
daarentegen wordt, met ‘compromisloze filmkunst’ als excuus, louter kommer op
kwel gestapeld. Johanns zus (in verbrokkelde scènes gespeeld door natuurtalent
Florence Loiret Caille) is psychiatrisch patiënte. Coöperatiebroeders zijn
zuur op de principiële neezegger. Schuur met materieel brandt af. Bank noch
verzekering geeft thuis. Enzovoort. Logisch dat Rottiers met één
gezichtsuitdrukking door de film sjokt. Wanneer de arthousebezoeker spontaan
verlangt naar het emotelevisiegekwek van boerzoekster Jaspers, loopt er iets
heel erg in de soep.
De in België opgegroeide regisseur ziet zijn
film, opgenomen in het Midi-Pyrénées-departement Aveyron, als spiritueel
doorzettersverhaal in een universeel landschap. Dat staat, naast ‘
sociaalrealistisch portret van een bedreigde beroepsgroep’, vast goed op de
subsidieaanvraagformulieren. Zijn er bij deze artistiek verantwoorde
zwartgalligheid nog verzachtende omstandigheden, in het visuelendepartement
bijvoorbeeld? Helaas, neen. Het 35mm-‘Scopeformaat waarop Shank per se wilde
draaien is kamerbrede verspilling: vooral de nacht-, ochtend- en schemerbeelden
zijn zo artificieel fletskorrelig dat de toch al doodvermoeide oogleden er in
stil protest van gaan trillen. Vermoedelijk hoort dat bij de totaalervaring van
deze barre laatste winter, voor zowel hoofdpersoon als kijker een bezoeking.
Voor wie het toch aandurft: heupflaconnetje gedistilleerd mee, dan blijft u er
tenminste warm bij.
Het regiedebuut van de 1977 in een plattelandsgehucht van Indiana geboren Amerikaan John Shank vertelt een schrijnend verhaal dat in boerenmilieus maar al te vaak voorkomt. De initiële sympathiebonus die l’Hiver dernier hiermee oogst, is echter snel verspeeld. 103 tergende arthouseminuten lang wordt zonder relativering en nuance de misère uitgemolken.