Ook het – hoe hedendaags – via crowfunding tot stand gekomen À l’aveugle zal
aan deze situatie niets veranderen. Verdiend zou dat ook niet zijn. Meteen in de
beginscènes valt op hoe verhaalmechaniek, vormgeving en muziek geënt zijn op
Amerikaanse televisieseriefabrikaten. Jongedame legt op naargeestige wijze het
loodje in haar peperdure designerappartement. Vermoeid ogende speurneus neemt
smeerboel in ogenschouw en bijt zich in gruweldossier vast. Onwaarschijnlijke
verdachte komt in beeld, hier een blinde ex-militair die piano’s stemt.
Plichtmatige opzet in tien clichéminuten, spanningsboog slapjes. Zou het beter
worden? vraagt de policier-aficionado zich af, tegen beter weten in.
Nochtans heeft regisseur Xavier Palud twee troeven in handen. Rechercheur
Lassalle, wiens privéleed hem in de stoppels en gelaatsgroeven staat geschreven
, wordt gespeeld door
Jacques Gamblin, achter de zonnebril van de net iets te voorkomende ex-
commando Narvik gaan de ogen van
Lambert Wilson schuil. Twee archetypische thrillerpersonages met potentieel
, twee charismatische acteurs. Spijtig genoeg verzandt het potje schaak tussen
de twee door het leven gelittekende figuren volledig in het allengs idioter
wordende scenario.
Weet een geïnspireerd regisseur, soms, onzinnige
verhaalkrommingen genietbaar te maken, hier is flair ver te zoeken. Potsierlijke
scènes zijn er bovendien te over: die waarin Lassalle wegens insubordinatie
voor een onderzoekscommissie verschijnt, zijn ontsnapping uit het politiebureau
, de piefpafpoef-finale. Karikaturaal zijn ook de meeste nevenfiguren (
hyperagressieve junk, geflipte kunstenaar, doorgeschoten justitiebureaucraat,
enzovoort). Raphaëlle Agogué zorgt als speurder Héloïse, tevens stille
aanbidster van collega Lassalle, als enige voor een lichtpuntje.
Op
het visuele vlak doet Palud hier en daar een gooi naar de grimmige neo-noir van
de regisserende en acterende ex-politieman Olivier Marchal (
36 quai des Orfèvres, MR. 73). Helaas ontbeert hij daartoe zowel de zin voor
inventiviteit als het oog voor compositie. À l’aveugle overtuigt simpelweg in
niets en ligt al op het kerkhof van de middelmaat ver voordat de aftiteling
inclusief waslijst gelegenheidsfinanciers over het doek is gerold.
Ooit was de Franse misdaadfilm een vaste en graag geziene gast in Nederlandse zalen. Dat wat hier vervolgens in de voorbije twee decennia nog werd uitgebracht is op de vingers van twee, drie handen te tellen. Met het stijgend aantal Franse titels komt de laatste jaren weer heel af en toe een policier mee, en valt ongeacht de kwaliteit prompt tussen wal en schip. De doorgaans iets oudere filmtheaterbezoeker associeert het genre niet met arthouse, het jonge multiplexpubliek laat een niet-Engelstalige thriller graag links liggen.