‘U hebt ons al zo veel over het menselijk lichaam verteld, maar nog geen
woord over de ziel,’ zegt een man. ‘Omdat ik die nog niet heb gevonden,’
antwoordt de dokter, terwijl hij verder snijdt en kneedt. ‘Waar moet je de ziel
zoeken? De ziel… het leven…’
‘Waar zitten ze verstopt? In het hoofd
? Of in het hart?,’ vraagt de assistent, terwijl hij met zijn neus over de
darmen gebogen zit die de arts uit de buik trekt. ‘Hier zit alleen maar troep,’
riposteert de dokter.
Het Duits gesproken Faust is Alexander
Sokoerovs vrije interpretatie van Johann Wolfgang von Goethes al ontelbare keren
bewerkte tragedie Faust, waarin een geleerde een pact met de duivel sluit. Het
is na Moloch
(1999),
Taurus (2001) en
The Sun (2005) het laatste deel van Sokoerovs tetralogie over macht. Na
Hitler, Stalin en de Japanse keizer Hirohito (op een gegeven moment was ook
sprake van Waterloo, over Napoleon Bonaparte) lijkt Faust een beetje een vreemde
eend in de bijt. Maar dat is het niet. Sokoerov gebruikt de verzonnen Faust en
Mephistopheles op eenzelfde manier als hij zijn vrije verbeelding van de
historische figuren gebruikte: voor een abstracte bespiegeling over macht en
hiërarchie.
Bij Sokoerov verkoopt dokter Heinrich Faust zijn ziel
aan ene Mauricius, een gewiekste en geldbeluste sjacheraar met een misvormd lijf
en een staartje. Mauricius doet zo’n beetje alles wat de wereldvreemde
wetenschapper Faust verafschuwt: hij liegt en bedriegt, maakt ruzie in het café
en gluurt in het badhuis naar jonge, naakte vrouwen.
Via Mauricius
leert Faust de mooie Margarete kennen, aan wie hij op slag zijn hart verliest.
Door wie hij op slag zijn verstand verliest. Alles heeft hij ervoor over om met
haar te zijn; natuurlijk tekent hij het contract dat Mauricius hem voorlegt.
Eerst haalt Faust de ergste taalfouten er nog uit – ziel is verkeerd gespeld.
Als hij ten slotte zijn handtekening wil zetten, is de inkt op. Maar Mauricius
weet raadt: hij prikt in Fausts vinger, zodat hij met zijn eigen bloed kan
ondertekenen.
Twee uur en een kwartier trekt Sokoerov uit voor het
overbekende verhaal, en desalniettemin verveelt het geen seconde. Faust is pure
cinema; een hallucinerend drama, met fraaie decors en kostuums en prikkelend,
existentieel, soms grappig gefilosofeer. Vervormende filters en een krankzinnige
monologue interieur dragen bij aan de vervreemdende sfeer.
Op het
filmfestival van Venetië werd Faust in de herfst van 2011 tot veler verrassing (
én ontsteltenis) bekroond met de Gouden Leeuw, de belangrijkste prijs van het
festival. Daar ging het verhaal dat Sokoerov zelf ook een bijzonder contract had
moeten ondertekenen om zijn kunstwerk te kunnen maken: hij ontving een enorme
som geld van de Russische overheid, dus indirect van de door hem verfoeide
president Poetin.
In de openingsscène van Faust daalt de camera door het wolkendek neer op een middeleeuws kuststadje – groen, bruin, grauw. Het beeld gaat langzaam over in een piemel, een beeldvullend piemeltje. Erop ligt een dikke klodder bloed. De camera pant een stukje omhoog: een bebloede hand verdwijnt in de opengereten onderbuik en haalt een nier tevoorschijn. Alles is groen, grauw en troebel, als een slecht schoongemaakt aquarium, alleen de rode bloedspatten en de lillende organen steken er sterk bij af.