God, dat is José Maria de Orbe, de Baskische regisseur met de klinkende naam
die de film Aita (‘vader’) maakte, een documentaire met fictieve elementen, die
hij opdroeg aan zijn zoon. Over het door hem geërfde onbewoonde huis van zijn
machtige, adellijke voorvaderen in Astigarraga. Die domineerden van daaruit
sinds de late middeleeuwen de streek.
Het bijbelcitaat komt niet
voor in de sobere film, maar vat wel mooi samen wat De Orbe doet: een wereld
scheppen met licht. Zo bezien was God de eerste filmmaker en De Orbe de
herschepper van wat verleden tijd is. Al vindt De Orbe eigenlijk dat zijn
decadente familieverleden helemaal geen tweede leven verdient. Schaduwen toont
hij, de schoonheid van het verval. Schitterende schimmen die het huis bejammeren
bij nacht. Een spookhuis is het, een tombe.
Van de levende
omgeving van het statige huis krijgt de kijker niet veel te zien. Samen met de
zwijgende, grijzende huismeester scharrelen we door de krakende kamers, om
getuige te zijn van zijn bescheiden strijd tegen houtworm en woekerende klimop.
Af en toe voert hij een gesprekje met de buurman – een priester. Dat gaat dan
over het grensgebied tussen leven en dood, of over mystieke ervaringen. De
camera registreert het geduldig, van een afstandje, op statief, zodat elk shot
een schilderij lijkt. Het filmfestival van San Sebastian beloonde cameraman
Jimmy Gimferrer (El cant dels ocells, 2009) daarvoor al met de prijs voor de
beste cinematografie.
Gek genoeg doet juist het documentaire
materiaal wat geconstrueerd aan, alsof de huismeester en de priester, de
werkmannen, het schoolklasje en de inbrekers zich al te netjes hielden aan de
Orbe’s opdracht om zichzelf te spelen. Toverachtig is de film waar het verleden
druppelsgewijs, als ongrijpbare grootheid de film binnenstiefelt. Bewerkte
archiefbeelden uit het Baskisch filmarchief werden daartoe op de door de tijd
aangevreten muren geprojecteerd. In de gangen weerklinkt gezang van een koor dat
zich niet laat zien.
Huizen zijn nooit leeg, betoogt De Orbe. Als
inspiratiebron verwees hij in een interview naar het gedicht ‘No One Lives in
the House Anymore’ van de in Parijs overleden Peruviaanse dichter César Vallejo
(1892-1938). ‘When someone leaves, someone remains,’ schreef die.
‘En God zeide: er zij licht; en er was licht.’ Eerst het licht van het lampje op het hoofd van de man die als een mijnwerker in het stof wroet. Dan het daglicht dat in streepjes door de luiken in het duistere huis valt.