Dat is – en blijft – de vraag in Mon pire cauchemar, een romantische komedie
van Anne Fontaine, de regisseuse en scenariste van onder andere
Comment j'ai tué mon père en
Coco avant Chanel. Net als in die eerdere films loopt er een lijn door het
verhaal over onbetrokken ouderschap: het enige trekje dat Agathe en Patrick met
elkaar gemeen hebben.
Want het is de vriendschap tussen hun jonge
puberzoons die het onwaarschijnlijke duo bij elkaar brengt. Zodat er een
klassieke komieke strijd tussen uitersten kan ontbranden. Van intellect versus
onderbuik, Frankrijk versus België, Antarctica versus de Caraïben, degustatie
versus ad fundum, en natuurlijk ‘the battle’ van acteertitanen la
Huppert versus
Poelvoorde.
Die doen allebei waar ze goed in zijn, maar dat is
niet genoeg. Als eilandjes kwijten ze zich van hun taak. Mon pire cauchemar is
te veel woorden en te weinig film. ‘Zodra een vrouw een IQ heeft van meer dan
tachtig, werkt mijn charme niet meer,’ merkt Patrick veelzeggend op. Waarom
Agathe dan toch voor de bijl gaat? Het blijft een raadsel.
Buiten de
platgetreden paden van het genre waagt Mon pire cauchemar zich niet. Kans op
drama mijdt Fontaine – onterecht – als de pest; als Agathe’s zoon van school
moet bij gebrek aan resultaten, treft zij Patrick in een bar. Zij sipt en hij
nipt, veel verder komt het niet. En als ze na een hoop gedoe over seks dan
eindelijk bij elkaar in bed belanden, wordt de scène na drie seconden
weggesneden, met drank als excuus.
De puberende zoons zijn makke
lammeren die verhaaltechnisch slechts dienst doen als behang. Dat één van hen
wordt geschorst wegens het hacken van telefoonchips, knoeien met beltegoeden en
zakendoen met een bende, slaat als een tang op een varken.
Het
onderliggende pleidooi voor fantasie, om verder te kijken dan een leeg
projectiescherm (‘wit is nooit echt wit’), kan de kloof tussen tang en varken
niet dichten. Zelfs niet wanneer de tegenpolen naar elkaar toe bewegen; de
ijskoningin toont emotie, de bon vivant stopt met drinken. Daar worden ze in dit
geval alleen maar saaier van.
Zij eet als lunch een appel met mes en vork. Hij spoelt zijn gehaktballen graag weg met drie blikken bier. Zij is Agathe (Isabelle Huppert), een snobistische moderne kunstpaus uit hartje Parijs. Hij is Patrick (Benoît Poelvoorde), een lompe drinkebroer uit de Waalse arbeidersklasse met een voorliefde voor Bruegeliaanse vrouwen. Hoe komen die twee nou aan hetzelfde tafeltje terecht?