Wong opent zijn semibiografische portret ergens begin jaren dertig, als
veertiger Ip Man (Tony Leung Chiu Wai) in zijn thuisstad Foshan wordt aangewezen
als vertegenwoordiger van de kungfuscholen uit het zuiden, die het zal opnemen
tegen de bezoekende grootmeester uit het noorden. Een duel der geesten in plaats
van vuisten wijst Ip aan als overwinnaar. Dit tot woede van de dochter van de
grootmeester, Gong Er (Zhang Ziyi). In de dans die volgt – een strijd tussen
haar fluwelen '64 handen-techniek' en Ip Mans razendsnelle Wing Chun-stijl –
ontstaat een verboden liefde, die een deken van melancholie over de film plaatst
.
Ondanks het decor van oorlog en revolutie waartegen het verhaal
zich afspeelt, vloeit er geen druppel bloed. De Japanse bezetting en de Chinese
burgeroorlog fungeren slechts als rookpluimen aan de horizon, zoals al het grote
drama zich net buiten beeld afspeelt. De armoede waarin Ip afglijdt na de
invasie in 1936 wordt verbeeld in een simpel shot van zijn gezin in een klein
appartement; de dood van zijn kinderen wordt slechts vermeld in een korte
tussentitel. Als de protagonist zoals talloze vechtkunstenaars het nieuwe
communistische China is ontvlucht, laat Wong hem liever zwelgen in weemoed in
een donkere kamer in Hongkong, dan dat hij hem midden in de ellende plaatst.
Een tragische liefdesgeschiedenis is The Grandmaster niet te noemen, en
eigenlijk ook geen echte biopic, aangezien Ip Man een groot gedeelte naar de
achtergrond verdwijnt ten faveure van Gong Er. Een kungfufilm dan? Ook al niet,
al zijn de gevechten talrijk en van grootse schoonheid.
Nee, de film
is een samenraapsel van ideeën en stijlen, met meer interesse voor overdadig
gefilmde details dan het grote verhaal. Maar bovenal is The Grandmaster een
echte Wong Kar-Wai-film, vol vaste thema's als onvervulde verlangens en de
geschiedenis van Hongkong, en badend in de oogstrelende, poëtische beeldtaal die
Wong tot een grootmeester van de auteurscinema maakte.
Daarmee is
de film lastig te plaatsen. Het impressionistische karakter leidde al tot grote
verdeeldheid onder critici en publiek. Wie weet kan een herziene versie – Wong
bracht ooit veertien jaar na de oorspronkelijke release een director's cut uit
van zijn wuxia-spektakel Ashes of Time – ooit uitkomst bieden. Naar verluidt
duurde de eerste ruwe versie meer dan vier uur, en bij vlagen lijkt het erop dat
Wong simpelweg al zijn favoriete scènes heeft samengevoegd om tot een
bioscoopvriendelijke lengte van 130 minuten te komen.
Maar die
scènes zijn dan wel zo wonderschoon, dat je alle gebreken grotendeels voor lief
neemt.
Maar liefst drie jaar kostte het Wong Kar-Wai (In the Mood for Love) om zijn gedroomde epos over Ip Man, kungfu-icoon en eerste leermeester van Bruce Lee, te voltooien, nadat hij het project tien jaar eerder al aankondigde. Het eindresultaat is wat je bij zo'n lange ontstaansgeschiedenis kunt verwachten: warrig en onevenwichtig, een kluwen van subplots en bijfiguren. En toch stelt het niet teleur.