Maar als ze tijdens de repetities voor een optreden met de Canadese bard
Robert Charlebois verliefd wordt op de eveneens geestelijk beperkte Martin,
bemerkt ze dat er grenzen zijn aan haar vrijheid en privacy. Gabrielle maakt
kenbaar dat ze op zichzelf wil gaan wonen, net zoals haar oudere zus en alle
andere 'gewone' mensen.
Gabrielle, na het niet in de Nederlandse
bioscopen uitgebrachte Familia de tweede speelfilm van Louise Archambault, is
een film over geluk. Over ongewoon geluk en over onmogelijk geluk. Als Gabrielle
en Martin half naakt worden betrapt door het personeel van het centrum, volgt
een gesprek met hun beider vertegenwoordigers. Gabrielles oudere, ruimdenkende
zus Sophie – hun moeder is vooral druk met zichzelf – ziet geen enkel probleem;
Martins alleenstaande, (over)beschermende moeder is als de dood dat hun
kinderwens werkelijkheid wordt.
De inspiratiebron voor deze ongewone
liefdesgeschiedenis was een reportage over een opvanggezin voor mensen met
geestelijke beperkingen. Via via kwam Archambault op het spoor van Les Muses,
een theatergezelschap voor verstandelijk beperkten. Daar ontdekte ze Gabrielle
Marion-Rivard, de overtuigende hoofdrolspeelster van Gabrielle.
Haar
geliefde Martin wordt gespeeld door een 'normale' acteur, Alexandre Landry.
Archambault filmt ze van dichtbij, uit de losse pols, op een manier die wel wat
heeft van die van de Dardennes. De montage is ruw, alsof de beste stukjes bij
elkaar gesprokkeld moesten worden.
Alle (morele) dilemma's en
verschillende zienswijzen komen wel zo'n beetje aan bod, de ene keer in wat
houterige scènes, dan weer letterlijk, in de liedjes van Charlebois, wiens Je
veux de l'amour hier te lande bekend werd in de uitvoering van Raymond van het
Groenewoud.
Daar moet je tegen kunnen. Velen kunnen dat, zo blijkt
uit de succesvolle ontvangst op festivals over de hele wereld en de bekroning
met de publieksprijs in Locarno eerder dit jaar. De mierzoete feelgoodfilm is
tevens de Canadese inzending voor de Oscar voor beste niet-Engelstalige film.