Het is 1979, drie jaar na de militaire staatsgreep van Videla, als de
twaalfjarige Juan met zijn ouders terugkeert naar Argentinië. Sinds de
staatsgreep werd het verzet tegen de junta vanuit Cuba gecoördineerd, maar nu
het is tijd om weer in Argentinië zelf de wapens op te pakken, vinden ze. Omdat
de identiteit van zijn ouders geheim moet blijven, heet Juan vanaf dat moment
Ernesto. Terwijl vanuit het schuurtje verzetsacties worden opgezet, doet Ernesto
de dingen die je doet als twaalfjarige. Naar school gaan, spelen, verliefd
worden.
Benjamín Ávila vertelt het autobiografische verhaal door de
ogen van Ernesto. Als het geweld een enkele keer te dichtbij komt, gebruikt hij
stripboekanimatie om Ernesto's belevingswereld te laten zien. Maar omdat zijn
ouders bijna alles geheim houden, is meestal niet duidelijk wat er aan de hand
is. Zo zet de film Ernesto's onschuld tegenover het constant dreigende gevaar
van een politie-inval, of erger, van een van die lugubere verdwijningen waar de
junta om bekendstond.
Op zich is dat een interessante keuze, want
door zo dicht bij de jongen te blijven, stelt de film de vraag of zulke ouders
niet volstrekt onverantwoordelijk en egoïstisch bezig zijn. Hun passie voor de
zaak is onmiskenbaar, maar waar vechten ze nu eigenlijk voor? Toch ook voor die
jongen die ze hiermee in gevaar brengen? De makke van de film is dat het verder
niet echt boeit wat er met Ernesto gebeurt. Een schoolvakantie, een verliefdheid
, een eerste kus, dat is al honderd keer beter gedaan.
Pas bij de
aftiteling blijkt dat Infancia clandestina voor de maker een intens persoonlijk
verhaal is, dat nog altijd niet is afgesloten. Maar de impact daarvan maakt
Ávila niet voelbaar. De diepe wonden die de militaire dictatuur veroorzaakte bij
zoveel mensen, de militarisering van het dagelijks leven, waaraan ook een kind
als Juan niet ontkwam, de constante angst waar men in leefde, die krijgen
nergens vorm. Het blijven ideeën op de achtergrond.
Het is duidelijk
dat Ávila geen uitgesproken politieke film wilde maken. Hoeft ook niet om de
verschrikkingen van de Videla-dictatuur te laten zien. Maar de balans slaat hier
te ver door naar het persoonlijke. Als je twaalf jaar oud bent, net drie jaar
in ballingschap hebt geleefd en thuis moet wegduiken bij elke politiesirene, dan
gaat het er vermoedelijk minder frivool aan toe dan Infancia clandestina laat
zien.
Opgroeien met guerrillastrijders als ouders heeft z'n voor- en z'n nadelen, blijkt in het bij vlagen interessante maar ook iets te tamme Infancia clandestina.