Op papier is het weer meer van hetzelfde: neurotische personages, vermakelijk gekeuvel in de marge, de bourgeoisie versus de onderklasse. Het vertrouwde recept dus. Ver verwijderd bovendien van de meesterwerken ( Annie Hall, Manhattan) die hij in de jaren zeventig schiep.
Maar dat is buiten Cate Blanchett gerekend. Als tragische titelheldin Jasmine, een snobistische miljonairsvrouw die na de ontmaskering van haar man ( Alec Baldwin) als fraudeur noodgedwongen intrek neemt in het appartement van haar zus Ginger ( Sally Hawkins), tilt de Australische actrice de film eigenhandig ver boven het gros van Allens oeuvre uit.
Ooit voelde Jasmine zich de koningin van de New Yorkse upper-class, maar na de arrestatie van haar man en inbezitname van al hun goederen duikelde ze in razend tempo van de sociale ladder, met een forse zenuwinzinking tot gevolg. Zus Ginger, een kassière met een zwak voor getatoeëerde automonteurs en klusjesmannen (of in Jasmine's woorden: 'losers'), is de laatste reddingsboei.
Na een wisselvallige Europese tournee – magisch-realistisch hoogtepunt Midnight in Paris werd gevolgd door het verschrikkelijke From Rome With Love – keerde de 77-jarige Woody Allen terug naar eigen land (New York en San Francisco) voor Blue Jasmine.
Echt dankbaar lijkt ze niet, al kan dat ook te maken hebben met de enorme hoeveelheden medicijnen die ze slikt. Alles is te min voor Jasmine (echte naam: Jeanette). Ze droomt van een carrière als interieurontwerpster, maar om haar online certificaat te verdienen moet ze eerst met een computer leren omgaan. Zelfs dat lijkt al een te zware opgave.
Een verschrikkelijke vrouw is het eigenlijk, een pedante fantast, en toch verliest ze de sympathie nooit volledig. Het zal met Blanchetts schoonheid en elegantie te maken hebben, maar ook met medelijden: Jasmine is het slachtoffer van haar eigen verlangen om liever in een vergulden waanwereld te leven.
In zijn gekende stijl van bitterzoete romantiek – zowel Jasmine als Ginger komen op een feestje een nieuwe man tegen – en uiterst pijnlijke sketches tovert Allen zo een prachtige hedendaagse variant op A Streetcar Named Desire tevoorschijn: niet alleen grote delen van de plot komen overeen met Tennessee Williams’ roemruchte toneelstuk, zelfs het muzikale motief dat elke zenuwinzinking van Blanche DuBois op het toneel begeleidde werd door Allen 'geleend'.
De plagiaat – of hommage, zoals Allen het waarschijnlijk zelf zou noemen – is hem echter vergeven. Met dank aan Blanchett . Beginnend als gracieuze socialite pelt ze laag na laag van Jasmines fraaie façade af, tot er enkel nog een in zichzelf pratend wrak overblijft.
Het is een macaber genoegen om daar getuige van te zijn.