Het is niet het enige sterke beeld in de apocalyptische film waarin de aarde
de mens de wacht aanzegt. Deze begint met een oud Germaans gebruik waarbij de
winter wordt bezworen met een groot vuur van takkenhout. Dat vuur wil niet
branden. De winter laat zich niets vertellen. De lente blijft weg. Er is een
haan die niet langer kraait, zaad dat niet meer ontkiemt in een grafbruine akker
. Kikkers, krekels vallen stil. Het spreekt voor zich dat het onder deze
onheilsmaan ook niks meer wil worden met het jonge stel Alice (Aurélia Poirier)
en Thomas (Django Schrevens).
Na
Khadak (2006) in Mongolië en
Altiplano (2009) in Peru besloten Peter Brosens en Jessica Woodworth het
derde deel van hun trilogie in hun 'achtertuin' te draaien: het dorpje Weilen,
op twee kilometer van hun Ardense huis.
Net als Gottfried Kellers
Romeo und Julia auf dem Dorfe speelt La cinquième saison zich af in een
boerendorp. Het is niet zozeer de twist tussen de ouders als wel die tussen mens
en natuur die het prille geluk verstoort. Net als Kellers werk ademt La
cinquième saison een poëtisch realisme, dat haast tijdloos lijkt. Het is
theatraal en sardonisch als de films van
Threes Anna,
Alex van Warmerdam en
Fellini. Het gebruik van kader en horizon doen soms denken aan
locatietheater.
Een van de weinige zinnen die worden gesproken,
maar die het hart van de zaak raakt, is de waarschuwing van de rondreizende
bijenhouder (
Sam Louwyck) die in het dorp is neergestreken: 'Als de bijen verdwijnen,
volgt de rest.' Dat is een actueel probleem, waar de van zijn wortels
losgezongen stadsmens zich zorgen over mag maken.
De ontkleurde
wereld van Brosens en Woodworth is zo mooi, dat je zou wensen dat de wereld zo
aan z'n eind mag komen. Tegelijkertijd schuilt in die gedachte een miskenning
van het grimmige karakter van de film, dat in bijna elk shot sluimert in
flakkerend rood.
Een boom valt niet zomaar. Dat vergt een storm, of – zoals in het volgende week verschijnende Post Tenebras Lux – een mensenhand. In La cinquième saison (het vijfde seizoen) is het moeder aarde zelf die de bomen ontwortelt. Waarna die zich uit het niets, gracieus, met een doffe klap, ter aarde laten vallen. Terug in de moederschoot.