Shun Li's harde werken wordt beloond als ze, zonder dat ze daar zelf iets
over te zeggen heeft, naar een klein eiland in de Lagune van Venetië wordt
gestuurd. In de 'osteria' van het vissersdorp Chioggia dient ze als bardame haar
schuld verder in te lossen.
Ondanks haar gebrekkige Italiaans
lijkt ze al snel geaccepteerd te worden door de vaste clientèle van grappa
drinkende pensionado's en weduwnaars. Er ontstaat zelfs een vriendschap, tussen
haar en de oude Joegoslaaf Bepi, bijgenaamd 'il poeta'. Verwante zielen blijken
ze te zijn, ontheemde romantici die elkaar vinden in hun liefde voor poëzie.
Maar bekeken met de xenofobe argusogen van Bepi's vrienden en de gangsters die
over Shun Li's lot beslissen, is het een relatie die iedereen in gevaar brengt.
Regisseur Andrea Segre, die na een aantal geëngageerde documentaires met Io
sono Li zijn fictiedebuut maakt, schetst op subtiele wijze een treurig beeld van
de moderne slavernij, zonder grote gebaren of uitgemolken emoties. En zonder al
te duister te worden.
Ook in de verbeelding van de Lagune is hij
terughoudend. Segre toont het eiland waar hij als kind vele zomers doorbracht
niet in z'n volledige toeristische glorie, maar als een mistige microkosmos van
oude mannen en stoffige denkbeelden. En tussen al die grijstinten schittert
actrice
Zhao Tao – de muze van Chinese filmchroniqueur
Jia Zhangke (Still Life) – als een baken van hoop en levensvreugde.
Dat Io sono Li zo'n twee jaar na de première op het filmfestival van Venetië
toch nog in de Nederlandse bioscoop verschijnt, is overigens te danken aan het
Europees Parlement. De Europarlementariërs beloonden Andrea Segres fictiedebuut
in het kader van het immigratiedebat met de LUX-prijs, en maakten zodoende
distributie in de gehele Europese Unie mogelijk.
Met eerdere
winnaars als
Welcome van
Philippe Lioret en
Le silence de Lorna van de gebroeders Dardenne toonden de politici al eerder
over een uitstekende filmsmaak te beschikken. Io sono Li past prima in dat
rijtje.
'Als de baas mij vraagt dertig shirts te naaien, dan maak ik er tien meer,' schrijft de Chinese Shun Li (Zhao Tao) aan haar achtjarige zoontje. 'En die tien zijn voor jou.' Zonder haar kind is ze vanuit havenstad Fuzhou naar Rome afgereisd, waar ze zich dag na dag in de fabriek afbeult, dromend van een hereniging. Pas als de volledige schuld aan de mensensmokkelaars is afbetaald, mag hij naar Italië komen.