In het Australië van 1968 worden Aboriginals door blanken met de nek aangekeken. Dat belet de zingende zusjes Gail ( Deborah Mailman), Cynthia ( Miranda Tapsell) en Julie ( Jessica Mauboy) echter niet om te dromen van wereldfaam. Samen met hun uit het oog verloren nichtje Kay ( Shari Sebbens) en onbetrouwbare manager Dave Lovelace ( Chris O'Dowd) werken ze zich via lokale talentenjachten op tot een reeks optredens voor de Amerikaanse troepen in Vietnam.
Een groot deel van het plezier dat als een aura om de film hangt, dat alle clichés en sentimentele trucjes acuut vergefelijk maakt, komt voort uit de kracht van de personages en de chemie van de spelers onderling. Hoewel geen van de actrices een schoonheid is volgens Hollywoodmaatstaven, stralen ze samen een onweerstaanbare mix van sexappeal, vastberadenheid en vrouwelijkheid uit. Hard doch liefdevol en humoristisch kibbelen ze geloofwaardig door alle perikelen heen. En, niet onbelangrijk: ze kunnen verdomd lekker zingen (Jessica Mauboy was ooit verliezend finalist van de talentenshow Australian Idol).
De dynamiek van de groep wordt compleet gemaakt door Chris O'Dowd, een acteur die via rolletjes in Girls, Bridesmaids en This Is 40 razendsnel aan het doorbreken is als komisch genie. Zijn nerdy nonchalance, die vaak resulteert in onbeholpen opmerkingen en acties, brengt wat lucht aan in de soms zware thematiek.
Familieproblemen, racisme, alcoholisme, oorlog: al deze onderwerpen worden aangestipt en in makkelijk verteerbare hapjes tussen de mix van Motown-optredens door geserveerd. En zo soepel als die onderwerpen soms voorbij glijden, zo ongepolijst is de film regelmatig qua afwerking. Emotionele scènes worden soms abrupt afgebroken, waarna het verhaal zich weer zonder al te veel gevolgen voortstuwt.
Regisseur Wayne Blair plukt bovendien opzichtig aan de hartsnaren, de ene keer subtiel, de andere keer als een spastische bootwerker. Maar ondanks alle tekortkomingen weet hij alles zo samen te brengen, te timen én van een positieve energie te voorzien, dat je wel een hele grote brombeer moet zijn om The Sapphires te kunnen weerstaan.
Een beetje The Commitments, een vleugje Dreamgirls, een variant op de rags-to-riches-structuur – nee, het verhaal over vier Aboriginal meisjes die tegen alle verwachtingen in succes vergaren als meidengroep in de jaren zestig, is niet bijster origineel. Toch werkt de film, die heel losjes werd gebaseerd op ware gebeurtenissen, op alle fronten zo aanstekelijk dat die vooralsnog met gemak de feelgoodfilm van het jaar kan worden genoemd.