Uitgangspunt zijn de terroristische aanslagen in Casablanca op 16 mei 2003,
waarbij 45 doden vielen (onder wie twaalf van de veertien terroristen) en meer
dan honderd gewonden.
Alle veertien terroristen waren jonge mannen (
niet ouder dan 24), en alle veertien kwamen ze uit de sloppenwijk Sidi Moumen,
net even onder miljoenenstad Casablanca. De film – gebaseerd op het boek Les
étoiles de Sidi Moumen (2010) van de Marokkaan Mahi Binebine – volgt drie van
die jonge mannen: de broers Hamid en Yachine, en Yachine's vriend Nabil. Meer
nog dan een film over moslimterrorisme, is Les chevaux de Dieu een film over
het harde leven in een sloppenwijk.
De film begint in 1993, tien
jaar voor de aanslagen, als het nog jochies van een jaar of twaalf, dertien zijn
. Hun leven speelt zich af op straat en bestaat uit voetballen tegen jongens uit
de andere sloppenwijken (wat steevast op vechtpartijtjes uitloopt), rondhangen
en sjacheren.
In 2001 belandt de opvliegende en gewelddadige Hamid
in de gevangenis. Als hij daar twee jaar later uit komt is hij een ander mens.
Kalm, beheerst, en devoot. Hij is lid geworden van een groep radicale moslims,
die langzaam maar zeker het leven in Sidi Moumen overneemt.
Regisseur Ayouchs grootste prestatie is dat hij aannemelijk weet te maken hoe
drie straatjochies, die aanvankelijk niets met politiek of religie te maken
willen hebben, zich uiteindelijk toch volhangen met bommen en als 'paarden van
God' hun eigen dood tegemoet gaan.
Hij slaagt daarin door de
politiek zo veel mogelijk buiten de film te houden. De toon is nergens gejaagd
of hysterisch. De jongens zijn geen helden of slachtoffers. Ayouch probeert ze
te begrijpen. En de kijker met hem. De sympathie die je voor de jongens
ontwikkelt is niet vanwege de keuzes die ze maken, maar vanwege de
omstandigheden waarin ze die keuzes moeten maken.
Hoe word je een zelfmoordterrorist? Dat onderzoekt de Marokkaanse filmmaker Nabil Ayouch in zijn rauw-realistische film Les chevaux de Dieu.