Het kungfu-spektakel in hiphop-jasje is het regiedebuut van RZA (Robert
Fitzgerald Diggs), invloedrijk producer en de facto leider van de Wu-Tang Clan,
volgens velen de beste rapformatie aller tijden. Net als zijn vriend en mentor
Tarantino, van wie hij de fijne kneepjes van het vak leerde toen die hem
vroeg een deel van de soundtrack voor
Kill Bill te leveren, wenste hij een ode te maken aan de legendarische
Hongkongse Shaw Brothers Studio.
Het gaat echter in de plot al mis.
Dat het nergens over gaat maakt op zich weinig uit – er is iets met een
goudtransport waar meerdere bendes op azen. Maar de wijze waarop het hele
verhaal in ellenlange voice-overs uit de doeken wordt gedaan is slaapverwekkend
en vervelend. Het tenenkrommende taalgebruik ('Er is een Chinees gezegde:
gevaarlijke mannen ontmoeten elkaar in nauwe stegen') maakt het er niet beter op
.
Misschien wel de grootste fout die RZA maakt is dat hij zichzelf,
niet bepaald de meest getalenteerde acteur, de titelrol toebedeelde. Hij speelt
een dorpssmid die door alle strijdende partijen gedwongen wordt een speciaal
wapen te smeden, en wordt uiteindelijk zelf lijdend voorwerp van de gewelddadige
vete binnen een clan. Zodra er ook maar enige emotie van zijn personage wordt
verlangd, zoals in de scènes met een hoertje dat hij wenst vrij te kopen uit het
bordeel van Madam Blossom (
Lucy Liu), daalt zijn spel naar een bedroevend niveau.
Echt
lachwekkend wordt het wanneer halverwege plotseling alle actie wordt onderbroken
voor een zwart-wit flashback over de jeugd van de smid als slaaf in Amerika.
Denk aan een
Dave Chappelle-sketch, maar dan niet grappig bedoeld. En er lijkt maar geen
einde aan te komen.
Er zijn ook lichtpuntjes. De door een heerlijk
schmierende
Russell Crowe gespeelde Britse dronkaard en hoerenloper genaamd Mr. Knife
bijvoorbeeld. En de actie is met name in de epische slotakte best aardig, met
afgeschopte hoofden die stijlvol door een zee van vallende rozenblaadjes vliegen
.
Maar als nota bene de soundtrack futloos is en slecht bij de
beelden past, dan moet er toch iets ernstig zijn misgegaan.
'Quentin Tarantino presents', is aan het begin van de flitsende titelsequentie van The Man with the Iron Fists te lezen. Het stempel ter goedkeuring van de grootmeester is voor veel filmmakers vast een zegen, zeker financieel, maar voor de kijker begint het steeds meer een waarschuwingsteken te worden. Een felrode gevarendriehoek die zegt: pas op, hier volgt de zoveelste inferieure B-filmpastiche. Het is ditmaal niet anders.