R – met prettig ingehouden charme en het nodige sociale ongemak gespeeld door Nicholas Hoult – ontmoet Julie ( Teresa Palmer) tijdens een van zijn strooptochten, nabij de ommuurde vesting die het laatste toevluchtsoord van de mensheid vormt. Eén blik in haar ogen is genoeg om zijn monsterlijke instincten tijdelijk uit te schakelen. Hij redt haar van zijn minder romantische soortgenoten en sleept haar mee naar zijn 'grot', een tot knusse woonkamer omgebouwd vliegtuig.
Hoe de liefde zelfs het meest versteende hart weer tot leven kan wekken, dat is waar deze samensmelting van The Walking Dead en Romeo en Julia (niet alleen de namen verwijzen naar Shakespeare, er is ook een heuse balkonscène) om draait.
In handen van een minder begaafd regisseur had dat gegeven, naar de gelijknamige roman van Isaac Marion, vast en zeker geëindigd in óf een doldwaze komedie óf een film die zichzelf veel te serieus neemt. Jonathan Levine kiest wijselijk de gulden middenweg. Zoals hij eerder in het prachtige 50/50 (2011) al een zwaar onderwerp – kanker – combineerde met de platte grappen van Seth Rogen en een ontluikende liefde, zo houdt hij ook ditmaal alle uiteenlopende elementen perfect in balans.
Er is gevatte metahumor – Julie die om te overleven op overdreven wijze een zombie nadoet, Julie die het dvd-hoesje van Lucio Fulcis Zombie vergelijkt met het bleke gelaat van R. Er zijn spannende achtervolgingen – door de Bonies, vleesloze zombies die zelfs levende doden als R de stuipen op het lijf jagen.
En natuurlijk zijn er vertederende momenten tussen het ongebruikelijke liefdeskoppel, die dankzij de chemie van de twee hoofdrolspelers de ridiculiteit van de situatie met gemak overleven. En dat alles in een behapbare speelduur van 98 minuten: geen seconde te kort of te lang.
Een heerlijk zelfbewust sprookje, dat zowel de verplichte ranzigheid als de suikerzoete romantiek niet schuwt.
Hij loopt – of beter, sjokt – als een zombie. Hij gromt als een zombie. Hij vreet menselijke ingewanden als een zombie. En toch is R – daar begon zijn naam vroeger mee, denkt hij – niet het traag wandelende cliché uit de films van George A. Romero, getuige bijvoorbeeld zijn indrukwekkende lp-verzameling. En hij droomt, van de mooie zombiejaagster Julie. Met dank aan de door hem verorberde hersenen van haar vriendje, maar toch: hij droomt.