'Per maand!' bijt bisschop Heijntjes (Bert Luppes) de milde mannen vinnig toe
, als ze hem komen vragen waarom hij hun thuis achter hun rug om heeft verkocht
als toekomstig wellness-resort. En passant licht de bisschop de broeders in over
hun nieuwe leven, in België, waar een spartaanse Franciscaner stilte-orde wacht
. Want ja, 'de Belgen zijn tenslotte ook Gods kinderen'.
Na enkele
wanhoopspogingen om het noodlot af te wenden, is duidelijk dat de gebeden van
deze broeders niet worden verhoord. Wat ze nodig hebben, is een wonder. En laat
zich dat nou nét op tijd aandienen.
Deze komedie 'van de scheppers
van De
marathon' is opgezet langs hetzelfde stramien, want dat leverde immers al
eerder een publieks-hit op. De vier Rotterdamse garagisten plus een allochtoon
zijn ingeruild voor vijf monniken plus een jonge vrouw. Waar de vier
kettingrokende, bierdrinkende mannen opklommen tot marathonlopers, zakken de
vijf vrome, godvrezende broeders af tot ver beneden hun morele en spirituele
peil.
Toch is dit geen 'De marathon in een klooster'. Eerste
verschil is de ingetogen kloosterlijke toon, die niet de subtiliteit oplevert
die aanvankelijk lijkt te worden beloofd. Mooie observaties zijn er wel, van de
broeders die gemoedelijk boontjes doppen of scrabble spelen. Briljante eenvoud
zit 'm in de verscheurdheid van broeder Franciscus als de telefoon gaat tijdens
zijn gebed: wel of niet opnemen?
Tweede verschil – en dat breekt de
film uiteindelijk op – is het gebrek aan achtergrond bij de personages, en de
eendimensionale spelregie van
Johan Timmers. De broeders blijven typetjes die te plat zijn om een
speelfilm lang te boeien, en de bouwstenen die de plot verder stuwen zijn te
matig uitgewerkt. Een overdaad aan muziek onderstreept emotie die er niet is.
Het volkse sfeertje, de rauwe Rotterdamse toon en de uitgewerkte onderlinge
relaties maakten van De marathon een verfrissende ensemblefilm. Scenarist
Van Waardenberg – die in de Rotterdamse arena een thuiswedstrijd speelde –
blijkt in het klooster echter heel wat minder thuis. Dat levert meer
clichématige situaties op, die de plank vaker misslaan. Met als dieptepunt een
goedkoop excuus voor een minuutje plat publieksvoyeurisme: de scène waarin de
jongste broeder met ogen op schoteltjes 'zuster Jessica' (filmdebuut van Noortje
Herlaar) begluurt die voor het slapen gaan haar bloesje losknoopt. Een '
miracolo da vero' zoals de Italianen dat noemen? Niet echt dus.
'Acht-dui-zend euro.' Dat kost het onderhoud van het Brabantse klooster waar de dementerende abt Paulus (Kees Hulst) een eenvoudig leven leidt met de bedachtzame broeder Franciscus (Ton Kas), de niet op zijn achterhoofd gevallen Dominicus (Martin van Waardenberg), de goedzak Johannes (Thomas Acda) en de bleue jonge Lucas (Egbert Jan Weeber).