Still the Water (Futatsume no mado) van de Japanse regisseuse Naomi Kawase (
Shara,
The Mourning Forest) begint met beelden van de zee. Van een enorme,
schuimende golf die doet denken aan Hokusais houtsnede, om precies te zijn. Het
kan bijna geen toeval zijn; ook in de volgende scènes zien we hoe de mens zich
verhoudt tot de natuur: een wit geitje dat ondersteboven aan zijn poten is
opgehangen, wordt door een oude man zeer secuur de strot doorgesneden. Terwijl
het rode bloed in een teil druppelt, focust de camera op een krab die zijwaarts
voorbij loopt.
De volgende scène toont een ceremonie: mannen en
vrouwen zingen, dansen en trommelen. Dan schuiven er wolken voor de volle maan.
En zijn we weer aan zee, waar een jonge jongen het levenloze lichaam van een
drenkeling vindt. Op diens blote rug staat een enorme tatoeage.
Het
zijn grove schilderstreken waarmee Kawase Still the Water laat beginnen;
wonderschone beelden die pas later betekenis krijgen. Plaats van handeling is
het uiterst fotogenieke Amami-Oshima, een subtropisch eiland ruim 1300 kilometer
ten zuiden van Tokio. Kaito, zoals de jongeman heet, wordt er de volgende
ochtend opgevangen door zijn vriendinnetje Kyoko. Zij hunkert naar hem, hij is
bang. Ondertussen verslechtert de relatie tussen Kaito en zijn gescheiden moeder
. En moet Kyoko zich neerleggen bij het feit dat haar moeder Isa, een sjamaan
die in nauw contact met de goden en de natuur staat, spoedig zal overlijden.
Lange gesprekken en monologues intérieurs over leven en dood worden afgewisseld
met schitterende beelden van de natuur; van de zee (ook van het koraal onder de
zeespiegel), golvende kustwegen, en van ruisende graanvelden. Beelden van de
natuur worden weer gespiegeld met beelden van Tokio, waar Kaito's vader een
tattooshop heeft; van blinkende gevels, neonreclames, overvolle straten en
voortrazend verkeer. Af en toe klinken flarden fraaie pianomuziek van de Japanse
componist Hashiken.
Het maakt Still the Water tot een film die
naadloos aansluit bij Kawase's eerdere werk: een lyrische, zeer spirituele
evocatie over leven en dood. Over familiale tradities, de liefde en de groei
naar volwassenheid. En over de onvervreemdbare band tussen mens en natuur.
Het enige minpuntje zijn de dialogen, die af en toe net iets té nadrukkelijk
zijn. 'We moeten ons nederig opstellen tegenover de natuur,' zegt Kyoko's vader
tegen Kaito. 'Het is zinloos je ertegen te verzetten.'
Dat was vanaf
de openingsbeelden al duidelijk.
Op de prachtige houtsnede ‘De grote golf van Kanagawa’ van de Japanse kunstenaar Katsushika Hokusai staat een reusachtige gekrulde golf die enkele bootjes dreigt te vermorzelen. De golf, die veel weg heeft van een monsterlijke klauw, verbeeldt de kracht van de natuur, en tegelijkertijd de kracht van de roeiers die onverschrokken ter zee zijn gegaan.